Boos worden

Boos worden

Een journalist vroeg me naar mijn afgelopen week.

Als vanzelfsprekend somde ik eerst alle leuke dingen op: mooie gesprekken met klanten, aanhoudend fijne reacties op mijn laatste boek en een geslaagde nascholing voor artsen en coaches over ‘oud zeer’.

Ik luisterde naar mezelf en dacht: je klinkt nu wel heel tevreden, Bram Bakker.

Het leek alsof de interviewer mijn gedachten had gelezen, want zijn volgende vraag was: ‘Wat ging er niet zo lekker?’ Onmiddellijk moest ik denken aan het whatsapp-bericht van een paar dagen geleden, waarin een vriend me had meegedeeld geen contact meer met me te willen.

Ik begon daarover te vertellen en vrijwel direct kreeg ik het lastig. Ik wilde wel delen wat het met mij had gedaan (pijn vanwege de afwijzing), maar kon de emoties die het had losgemaakt niet goed omschrijven.

Vooral mijn boosheid speelde me parten: de verleiding om naar de vriend te wijzen als de kwade genius, de man die mij iets had aangedaan (en ook nog via een appje…), kreeg ik niet goed bedwongen.

Terwijl ik prima weet dat ieder probleem tussen twee mensen per definitie twee kanten heeft moest ik alle zeilen bijzetten om niet te gaan oordelen over zijn verhaal (dat ik natuurlijk ook niet goed ken) en me niet tot een slachtofferrol te laten verleiden.

Het maakte eens te meer duidelijk hoe lastig het is om niet direct naar een ander te wijzen op het moment dat iets je pijnlijk raakt. Dit schrijven zonder te suggereren dat ik onheus ben bejegend kost grote moeite.

Maar als je met één vinger naar een ander wijst, wijzen er drie naar jezelf…

Ik ben verdrietig en gekwetst door wat er is gebeurd, maar dat geldt misschien (of zeker) ook voor hem. Daar een kwetsbaar gesprek met elkaar over voeren zou het beste zijn, denk ik. Dat het daarvoor bij hem te laat is moet ik verdragen.

Er boos over doen in de buitenwereld is een zwaktebod. En een illustratie van het feit dat boosheid je vaak het zicht op complexere en meer kwetsbare emoties ontneemt.

Zo blijft er altijd werk te doen…

Compliment

Compliment

Dat mijn jeugd niet werd gekenmerkt door enorme loftuitingen van mijn dierbaren is een soort feit in mijn hoofd.

Een feit waarvan ik weet dat het mijn ontwikkeling op een bepaalde manier heeft gekleurd. Ik weet ook dat ik daarmee iets heb gemist, maar terwijl ik dit schrijf voel ik er niets bij. Behoefte aan complimentjes zit wel in me, denk ik, maar de plek in mijn lichaam waar dat verlangen zich heeft verstopt herken ik (nog?) niet.

Het tegenovergestelde, angst voor afwijzing, kan ik ieder moment van de dag voelen. Het zit in mijn bovenbuik, en meestal staat het uit (gelukkig).

Toch heeft het veel met me gedaan, dat ik niet zo vaak een aai over mijn bol kreeg, want een groot deel van mijn leven zocht ik naar compensatie. Grotendeels onbewust hengelde ik iedere dag naar de expliciete goedkeuring van voor mij belangrijke mensen. Iemand hoger op de maatschappelijk ladder die ‘goed gedaan jongen’ tegen me zou kunnen gaan zeggen, dat vormde mijn brandstof. ‘Kijk mij eens!’

Soms lukte het.

Maar ook dan kwam een compliment toch meestal niet echt lekker binnen. Ik sloofde me vaak uit, en nu, achteraf, vraag ik me af of dat nu echt nodig was. Vooral in het contact met vrouwen waar ik van onder de indruk was betoonde ik me niet zelden een enorme uitslover.

Overdrijf ik nu? Mijn hoofd zegt ja, mijn gevoel nee.

Door mijn ontwikkeling van de afgelopen jaren is mijn behoefte aan complimenten kleiner geworden. Het lukt me steeds beter mijn eigen koers te bepalen, en ik solliciteer minder naar expliciete bevestiging (synoniem met compliment, lijkt me).

Maar toen ik deze week een filmpje (met daarin neutrale beelden van mezelf) aan een leuke vrouw stuurde voelde ik me ineens toch weer een aandachttrekker.

En ik ben nu al weer verbaasd dat ik dat überhaupt heb gedurfd.

Nog veel te ont-wikkelen…

 

 

Dankbare zoon

Dankbare zoon

Dit weekeinde wordt mijn vader 88 jaar. En wat tot voor kort onmogelijk leek gaat toch gebeuren: we vieren zijn verjaardag met onze hele familie.

We waren elkaar lang kwijt, daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Dus dit wil ik ook graag delen: het ‘oud zeer’ heeft een gezinshereniging uiteindelijk niet verhinderd. De hoofdrol in het proces dat nu gaande is vertolkt mijn lieve zus, die de opening forceerde waar iedereen stiekem naar verlangde. Denk ik… Zonder haar actieve bemoeienis hadden we elkaar niet hervonden, en daar ben ik haar intens dankbaar voor.

Dat ik mijn verhaal over mijn verleden met de wereld wilde delen, en ook de manier waarop, heeft veel pijn veroorzaakt bij mijn beide ouders. Dat was niet mijn bedoeling, maar het is wel gebeurd. En toch kon het voor mij op dat moment niet anders.
Nu zijn we weer met elkaar in gesprek, en dat is fijn. We spreken elkaar regelmatig, papa, mama, mijn zus en ik. Dat we ieder een eigen verhaal hebben bij het verleden is geen discussiepunt meer. Goed naar elkaar leren luisteren is een doel voor ons allen geworden. Dat vereist wel veiligheid, dus uit respect voor mijn ouders zal ik niets publiek maken van wat er besproken wordt. Nog meer pijn hoeft niet…

We zijn maar met een kleine club: twee ouders op leeftijd, twee kinderen die ver in de vijftig zijn, en vijf kleinkinderen. Met aanhang (mijn zwager is er ook al bijna veertig jaar bij) zijn we met zijn twaalven. We zijn al veel mensen verloren, en de dankbaarheid dat we deze verjaardag met elkaar gaan vieren is met geen pen te beschrijven.

Ik hoop dat ze er nog een tijdje zullen zijn, mijn beide ouders, om met elkaar te kunnen genieten van de hervonden liefde… En op dit punt aangekomen stelt papa altijd voor of we niet iets anders moeten drinken: proost, lieve vader

p.s. de bericht stemde ik van tevoren af met mijn ouders en zus, op hun verzoek laat ik namen achterwege

Schaamteloos delen

Schaamteloos delen

Schaamte is een van de meest onderschatte emoties. We doen het meestal in stilte, het is niet hip om spontaan met wildvreemden te delen hoe je soms (of vaak) over jezelf denkt.

Ik zou wel eens willen weten of iedereen zich wel eens schaamt. Zelf ben ik er best goed in, dus je fantaseert dan al snel dat alle mensen om je heen dat ook wel een beetje zullen hebben: het gevoel dat je beter in het niets kunt oplossen, dat jouw aanwezigheid volstrekt overbodig is en dat iedereen opgelucht ademhaalt als je ongemerkt verdwijnt.

Soms twijfel ik wel, dan zie ik in de krant of op tv iemand voorbij komen die volstrekt schaamteloos lijkt. Maar ik vertrouw er toch maar op dat zelfs disfunctionerende politici en bestuurders zich ook wel eens schamen (thuis, in stilte).

In de gesprekken die ik heb wordt regelmatig gehuild om de schaamtegevoelens die iemand kwellen. Lieve mensen spreek ik, die goed functioneren, maar die van binnen verteerd worden door een gevoel dat ze dom zijn, of lui, of lelijk. En cognitieve therapie helpt dan niet: ook al weet je dat het feitelijk onjuist is, het schaamtegevoel sijpelt door alles heen, het is een vorm van lekkage die niet te stoppen is. Zelfs als je de oorzaak weet…

Zonder uitzondering (mijn ervaring tot nu toe) voert het terug naar de kindertijd, dat schaamtegevoel. Vaak werd het, al dan niet bewust, aangebracht door een ouder die de eigen emotionele huishouding niet op orde had. Maar ook dat inzicht leidt niet vanzelf tot minder schaamte. Boos worden op je ouder(s) helpt trouwens ook niet, ook zij kennen schaamte.

“We vermijden ongemakkelijke emoties graag. We hebben het er liever niet over. Maar: met de vermijding houd je een emotie vaak wel in stand.”

En van het harde oordeel over onszelf wordt niemand wijzer, vooral wij zelf niet.

Komende week start ik met een gespreksgroep. Het belangrijkste doel is wat mij betreft dat iedereen het aandurft om al zijn/haar ongemakkelijke gevoelens te delen, in een warme, veilige omgeving.

Ik ga dapper meedoen. ‘Schaamtegevoel? Ja hoor, iedere dag, veel te veel…’

‘Schuldgevoel? Altijd, per definitie.’

Maar: we gaan ook lachen. Waarom? Omdat werkelijk alle emoties er mogen zijn.

 

Trotse vader

Fimme kwam veel tegen, en liep ook veel mis. Hij is pas 28, maar heeft al flink wat oud zeer… Maatschappelijk succesvolle ouders, maar thuis niet het klimaat waarin jonge kinderen gedijen.

‘Verwend verwaarloosd’ hoor je wel eens, en dat is wel van toepassing op zijn jonge leven. Terwijl pa ‘succesvol’ was als psychiater in de verslavingszorg stak Fimme de ene na de andere joint op. Op zijn 17e al zelfstandig in een flatje in Amstelveen. Goed he, zo jong op zichzelf? Nee, te vroeg te veel alleen, weet ik nu. Ik hield wel van hem, maar qua liefdevolle, warme aandacht was het heel karig in zijn jeugd.

Op zijn 20e moest Fimme Bakker een kliniek in, en kreeg ik mijn diploma ‘afwezige vader’. Als hij toen de strijd met zijn verslaving aan cannabis niet was aangegaan… Ik krijg kippenvel bij de gedachte aan de foute afloop, die soms vlakbij is geweest. Maar ik had geen idee wat er speelde, toen. Het ging net lekker met mijn carrière…

Acht jaar verder is er veel veranderd. In zijn leven, en ook in onze relatie. In een podcast-gesprek van bijna twee jaar geleden kun je het al horen: In gesprek met Fimme Bakker.

Fimme is afgestudeerd als cabaretier, hij is gaan samenwonen met een ongelooflijk lieve leeftijdgenote, en: hij gaat volgend seizoen op tournee langs de Nederlandse theaters. Met zijn vader… En we gaan het hebben over: verslaving (of mateloosheid).

Het is heel spannend, voor ons allebei. Durven we dit? Kunnen we dit? Is er iemand met interesse in zo’n eigenaardig duo?

Fimme is volwassen, en bij mij schiet het ook al best op, dus we denken dat onze relatie er tegen is bestand. Het wordt een ontdekkingstocht, maar ik ben nu al dankbaar dat ik de kans krijg van mijn zoon.

En, niet onbelangrijk: hij heeft talent! Dat zeggen ook mensen die er echt verstand van hebben. De eerste kans om daar iets van te zien is donderdag 23 maart, in het Posttheater in Arnhem. En check anders zijn website, net af: www.fimme.nl.

Spannend, zei ik al.

Maar bovenal ben ik trots op deze prachtvent en dankbaar dat we dit samen kunnen gaan ondernemen. We houden jullie op de hoogte😘

De belangrijkste niet-gestelde vraag

De belangrijkste niet-gestelde vraag

Een paar weken poneerde ik de volgende stelling op Twitter: ‘De belangrijkste vraag, die het vaakst niet wordt gesteld: wat willen de lichamelijke klachten je laten weten?’

Veel reacties getuigden van het nodige onbegrip: ‘Wat heb je hieraan als je na een verkeersongeluk op de intensive care belandt?’ en ook woede, natuurlijk, over kindjes met kanker…

Vaak voel ik me onbegrepen, en zeker op Twitter. Probeer ik genuanceerd te zijn en dan reageren gekwetste mensen toch weer heel geprikkeld, en spelen de boodschap terug op de man.

Dus ga ik het toch nog proberen toe te lichten (‘je hoeft jezelf niet altijd te verdedigen Bram’).

Toen mijn cerebellum het in 2018 begaf volgden maanden neurologisch onderzoek. Kosten nog moeite werden gespaard, maar er werd geen objectieve verklaring gevonden voor mijn ernstige klachten (‘cerebellaire ataxie’). De enige vraag die me echt verder heeft geholpen bedacht ik zelf, in de maanden die ik gedwongen thuis zat. De vraag: waarom haperde mijn brein, welke boodschap kon ik daarin ontdekken?

Een vraag stellen betekent vaak niet hetzelfde als het antwoord weten… En toch kan het ‘de patiënt’ veel opleveren om na te denken over dat wat voorafging aan burn-out, tinnitus, fibromyalgie of whiplash. Alleen al de risicofactoren, life-events, bieden stof tot nadenken. Als je een antwoord kunt bedenken heb je ook de mogelijkheid om meer regie te pakken op je herstel, of te voorkomen dat je nog een keer zo’n ‘onbegrepen klacht’ krijgt. Het goede antwoord bestaat trouwens niet, het gaat om het kloppend maken van je verhaal, en dat is altijd strikt persoonlijk…

Ik was volledig uit balans, anderhalf jaar lang, en het had me enorm geholpen als een neuroloog mij in een vroeg stadium expliciet had gevraagd: ‘Hoe komt dit, denk je?’ Ik had er graag een van de vele bloedonderzoeken voor ingeleverd…

Artsen en andere medische professionals doen niemand tekort door te vragen naar de betekenis van lichamelijk ongemak. Ook als er geen antwoord te vinden is. Ondertussen kunnen ze slachtoffers van ongelukken en mensen met kwaadaardige aandoeningen op hun ‘gewone’ manier blijven behandelen.

Dan bekommeren alternatievelingen als ik zich wel om de mensen die zichzelf beter willen leren begrijpen…

 

 

Diagnose autisme

Diagnose autisme

Enkele dagen geleden luisterde ik naar een gesprek met dichter/schrijver Erik Jan Harmens (check de podcast ‘Nooit meer slapen’).

Eigenlijk wist ik niet meer over de man dan dat hij lang een alcoholprobleem had, en dat hij daar een aanbevelenswaardig boek over schreef, ‘Hallo muur’. Harmens is net als ik een witte, heteroseksuele man van ergens in de vijftig, onze jeugdjaren speelden zich af op verschillende plekken in het land, maar wel in dezelfde tijd.

Aanleiding voor het interview was het verschijnen van een nieuwe dichtbundel, ‘De man die blauw werd’, die verwijst naar de diagnose autisme die bij Harmens nog niet lang geleden officieel werd vastgesteld. Een flink aantal jaren nadat hij gestopt was met zijn alcoholgebruik (was het symptoombestrijding?). Alleen al om eens te horen hoe zo’n diagnose wordt gesteld kan ik de podcast aanraden.

Harmens gaf gewillig antwoord op de vragen die hem werden gesteld over de diagnose. Voor- en nadelen van zo’n diagnose kwamen aan de orde, en ook heel veel verschijnselen (‘symptomen’) in zijn leven, die passen bij het label ‘autisme’.

“Wat wel standhoudt is mijn overtuiging dat een psychiatrische diagnose uiteindelijk niet veel meer of minder is dan een manier om controle te krijgen over je levensverhaal.”

Het was verwarrend voor me, het beluisteren van het gesprek. Er kwam namelijk ongelooflijk veel voorbij waar ik mezelf in herkende, terwijl ik nog nooit een seconde in mijn leven heb overwogen of ik ook niet iets in het ‘autisme spectrum’ zou kunnen hebben, als verklaring van veel problemen waar ik in mijn leven tegenaan ben gelopen. Zelfs de beschrijving van moeilijkheden in intieme relaties die Harmens gaf herkende ik. Maar ook dat bleek geduid te kunnen (of mogen? of moeten?) worden als een minder bekend kenmerk van autisme. Wat de schrijver vertelde over zijn jeugd, en zijn ouders: het sluit precies aan bij hoe ik daarop terugblik. Zelfs zijn manier van beschrijven en er over praten herkende ik.

Harmens schreef ooit een boek over zijn jeugd, in Alphen aan den Rijn, ‘Rigolettohof’. In wat hij erover vertelt in de podcast hoor ik weer opvallende gelijkenissen met hoe het mij verging in het veel verderop gelegen IJsselmuiden, deels beschreven in ‘Oud zeer’. In het gesprek kwam ook nog voorbij dat de moeder van Erik Jan wellicht ook autisme heeft gehad, hoewel dat officieel nooit is vastgesteld. De afwezige vader en de nogal aanwezige moeder, ik zou nog wel even door kunnen gaan.

In mijn pogingen te begrijpen hoe ik ben geworden wie ik nu ben stuitte ik op ‘oud zeer’ als de belangrijkste verklaring voor mijn soms moeizame functioneren in het hier en nu. Maar dat is geen diagnose. Als ik hetzelfde diagnostisch onderzoek zou ondergaan als Harmens kom ik een heel eind richting de diagnose autisme, begrijp ik nu. Maar ik heb daar geen trek in, sterker nog: bij mij bestaat er weerstand tegen psychiatrische diagnosen. Daarmee wil ik geen oordeel uitspreken over het belang dat andere mensen eraan kunnen ontlenen.

Wat wel standhoudt is mijn overtuiging dat een psychiatrische diagnose uiteindelijk niet veel meer of minder is dan een manier om controle te krijgen over je levensverhaal. Een diagnose kan een antwoord zijn op vragen die iemand kwellen. Maar: het is nooit het enige antwoord. En zeker niet iets dat objectief meer waarde en betekenis heeft dan een ander verklaringsmodel. Kies wat je past, maar probeer wel zoveel mogelijk de regie te behouden.

Wat bij Harmens ‘autisme’ heet, noem ik ‘oud zeer’. En ik denk dat mijn moeder het ook heeft…

Benieuwd of Harmens ook iets herkent in mijn verhaal, dat is nog lang niet zeker.

 

Strijder

Strijder

Het grootste deel van mijn leven was ik vermomd als strijder. Niet dat ik het me bewust was trouwens. De gedaantes die we al jong aannemen gaan we vaak pas op latere leeftijd herkennen.

Ik denk dat ik een strijder was, omdat mijn moeder me dat voorleefde: ook zij hield zich strijdend staande gedurende grote periodes in haar leven. Ze was (en is) strijdbaar als iets in haar zegt dat het nodig is. Ik ben net zo, maar de grote vraag is: wat is het ‘iets’ dat ons aanzet? Waar in ons lichaam bevindt zich het startkanon, waarvan de knal ons in actie schiet?

De dag dat mijn cerebellum dienst weigerde, inmiddels al weer vijf jaar geleden, viel ik letterlijk om. In strijdtermen: ik ging knock-out, was ineens verslagen en tot niets meer in staat. Ik had niet eens even staan tollen, zoals een aangeslagen bokser, ik ging in één klap gestrekt. Niet duizelig of moeite met mijn evenwicht, gewoon totaal gebrek aan iedere balans.

Strijden doe je ‘tegen’ iets, denk ik. Zelfs mensen die zich voor iets beijveren (een beter klimaat, minder vleesconsumptie) willen meestal weg van een bestaande praktijk. Ze zetten zich af tegen iets, in hun streven naar verandering. Daar is niets mis mee, en bovendien: wie ben ik om te oordelen over de strijd van andere mensen?

Wat me bezighoudt is het volgende: ik geloof dat ieder kind wordt geboren in een vreedzame modus. Dat kan al snel veranderen, maar een strijder ben je niet bij je geboorte, dat word je.

“In strijdtermen: ik ging knock-out, was ineens verslagen en tot niets meer in staat.”

Pas toen ik gevloerd was, en mijn lichaam letterlijk de strijd opgaf, leerde ik zien dat dit niet mijn enige gedaante (of rol) was. Het herstel kwam pas echt op gang toen mijn verlangen om terug te keren in die rol verdween. Toen ging mijn cerebellum het ook weer doen, zonder enige neurologische behandeling.

Ik moet vaak denken aan de man die vroeger altijd de tv-held Swiebertje speelde, mateloos populair in die tijd. Op een dag wilde hij weer ‘gewoon’ acteur zijn. En dat is Joop Doderer (zo heette hij) niet meegevallen. Hij bleef altijd en overal herkend worden als Swiebertje…

Ik heb geen zin meer in die strijdbare rol in de buitenwereld. Ik wil een rustig leven in vrede, met zo min mogelijk oordeel over medemensen. Genoeg gedaan. Ik hoop nog een tijd verder te mogen werken aan die transformatie. Het is een tijdrovend karwei.

 

Verdragen

Verdragen

Van mijn vader leerde ik een belangrijk spreekwoord: ‘Als je geschoren wordt, moet je stilzitten’

Waarom hij, niet echt een man van tegelwijsheden, hier zo op hamerde weet ik eigenlijk niet. Was het motto voor hem belangrijk, of wilde hij mij, zijn temperamentvolle zoon, waarschuwen?

Hoewel ik de betekenis van het gezegde wel al jong begreep lukte het me in het dagelijks leven zelden om de daad bij het woord te voegen. Als ik werd bekritiseerd, want over dat scheren gaat het, reageerde ik meestal direct, en heftig. Eigenlijk op alle kritiek, van iedereen…

Terwijl je ‘een schop van een ezel moet kunnen verdragen’ (ook een mooie, he?)

Ik krijg best wat over me heen, zo af en toe. En de commentaren zijn niet altijd even intelligent. En toch blijft iedere speldenprik, ook een onnozele, me raken. Ik weet dat ik het vaak uitlok, met mijn grote mond. En ook dat het verlangen naar bijval, medestanders en complimenten groter is dan de angst voor afwijzing (die de hele dag verstopt zit onder mijn doen en laten). Ook de schreeuwlelijk wil graag worden gezien tenslotte.

“Veel, snel en hard oordelen over een ander, vaak zonder veel kennis van die persoon, is een ziekte van deze tijd.”

Hoe ik me uit deze spagaat kan bevrijden weet ik nog altijd niet. Zwijgen als ik onrecht bespeur is geen optie, de kritiek over me heen laten komen is een realistischer doel.

Veel, snel en hard oordelen over een ander, vaak zonder veel kennis van die persoon, is een ziekte van deze tijd. En niet alleen op Twitter. Zwijgen bij onrecht of het innemen van een standpunt vermijden lossen dat wat mij betreft niet op.

Ik luister steeds beter naar mijn vader door te verdragen wat ‘men’ allemaal vindt. Het valt niet mee, maar het is een mooie oefening in geduld. De emoties die de kop opsteken als ik word bekritiseerd gaan bijna altijd vanzelf weer liggen. Als je het de tijd geeft, als je het kunt verdragen.

Verdraagzaamheid is een ouderwetse deugd, die misschien wat herwaardering verdient.

Dank voor de wijze les, lieve vader…

 

De goeroe en het ego

De goeroe en het ego

Te vaak gehoord, de afgelopen weken: ‘Ik vind het heel bijzonder wat je allemaal doet.’

Ook al is het een compliment, en ongetwijfeld goedbedoeld, er schuilt een groot gevaar in: dat je (in dit geval ik) stiekem gaat geloven dat je bijzonder bent. Daar word je namelijk geen leuker mens van, voor jezelf niet, en voor je omgeving niet. Je ziet het vaak bij jonge talenten, die gaan geloven dat goed kunnen voetballen of muziek maken ze ook tot een speciaal mens maakt.

Mijn persoonlijke irritatie zit vooral bij de wat oudere mensen die ‘minder ego’ preken, maar er zelf vol mee zitten. Precies zoals die loodgieter met thuis een lekkende kraan. Steeds maar benadrukken hoe gewoon je bent, maar ondertussen fantaseren dat je daardoor toch wel heel bijzonder bent.

“Natuurlijk bedreigt het mij ook, maar ram alsjeblieft met een gummiknuppel op mijn kop als ik kapsones ga vertonen.”

De internationale bestseller-auteur die 15.000 euro per dag wil hebben om naar Nederland te komen, terwijl hij nederigheid predikt, ik wind me er over op. Ik ga geen namen noemen, maar een van de grootste goeroes vraagt 100.000. Dat is toch geen ‘practice what you preach?’

Gerenommeerde verslaving experts die zich bezondigen aan seksueel grensoverschrijdend gedrag, ik walg ervan. En het gaat me nu even niet om hun daderschap, maar om die blinde vlek: hoe harder je predikt dat het ego niet belangrijk is, hoe groter de kans dat je er stiekem heel veel waarde aan toekent…

Ik begrijp ook nog niet waarom het bijna altijd mannen zijn, die verslaafd zijn aan de giftige cocktail van geld, roem en seks. Vaak herken je ze moeilijk, hun gebrekkige geweten camoufleren ze vaak goed. Mijn grootste doel voor de komende jaren?

Daar ver vandaan proberen te blijven…

 

Dé oplossing bestaat niet

Dé oplossing bestaat niet

Op zaterdagochtend deel ik graag iets over de reis die ik onderneem. De reis van hoofd naar hart, van buiten naar binnen, van ego naar ‘gewoon mensch’. Het roept veel reacties op, en dat vind ik fijn. Maar er gaat ook her en der wat mis, wat mij betreft.

Er zijn bijvoorbeeld mensen die gepikeerd zijn dat ik niet publiekelijk met ze in debat treedt. Dat mogen ze vinden, maar dat is niet wat ik bedoel met deze stukjes. Ik hoop dat het mensen helpt in hun eigen proces, bijdraagt aan bewustwording en dat het motiveert tot beweging in het eigen leven. Precies zoals ik boeken schrijf eigenlijk, er is voor mij geen wezenlijk verschil tussen de zaterdagochtend-posts en ‘Oud zeer’.

Misschien kun je het beschouwen als een column, maar dan eentje met hopelijk niet te veel opinie.

Dan komt het grootste probleem aan mijn kant: de enthousiaste en goedbedoelde suggesties om mijn ‘problemen’ op te lossen. Mensen melden ongevraagd en soms zelfs een beetje opdringerig wat ik zou moeten doen om van mijn oude pijnen verlost te raken. Ze bieden gratis therapie, of een alles veranderende ervaring tegen gereduceerd tarief. Meestal begrijp ik wel een beetje wat me geadviseerd wordt. Het probleem is alleen dat ik iets deel van mijn ontwikkeling, het is niet een hulpvraag die ik online zet…

Daar zit ook een allergie bij mij: ‘Ik weet wat jij moet doen’ of ‘Het zou goed voor jou zijn om…’ verdraag ik niet meer zo goed. Het doet me denken aan de psychiater die ik ooit was, met een wc-eend formule: ‘Wij van de hersenziekte depressie raden Prozac aan’

Mijn overtuiging is dat we meestal helemaal niet weten wat goed is voor de ander. We kunnen een zoekende medemens terzijde staan met aandacht, empathie en zelfs liefde, maar met autoriteit de weg wijzen? Ik ben overtuigd dat niet-weten en een naïeve, maar zuivere blik meer te bieden hebben dan bergen kennis waarvan je nooit zeker weet of die toepasbaar is. En dan nog timing: wat vandaag wel kan lukte een tijdje terug nog niet, en wat vandaag te hoog gegrepen is zal ergens in de toekomst een makkie worden.

Dus lieve lezers: fijn als jullie meedenken met me, maar RED MIJ NIET. Luister even naar het lied van de onvergetelijke Maarten van Roozendaal:

“Jouw hemel is voor mij de hel, een hemel met jou is de hel voor mij.”

Tikje extreem, maar wel iets om eens over na te denken wellicht.

Deze week rende ik door mijn geliefde duingebied. Er liep een damhert te grazen, of te grasduinen. Ik keek naar het rondscharrelende dier, en genoot van de rust die het uitstraalde, terwijl het de grond rondom verkende. Dat hert wil ik zijn…

 

Bevestiging

Bevestiging

Mijn moeder zei: ‘Maar je had ook altijd zoveel bevestiging nodig…’

Ik beet het puntje van mijn tong, maar zei niet: ‘… en hoe zou dat nou zijn gekomen?’

Ze had wel gelijk, de vrouw die mij als beste kent. Het is een motief bij veel jongens en meisjes die de schijnwerpers zoeken: het verlangen naar bevestiging. Het begint meestal bij een vader en/of moeder die ze onvoldoende heeft gezien. Luister naar “De wedstrijd” van Bram Vermeulen en je begrijpt het precies. Een beetje treurig zijn ze, die uitslovers die nooit genoeg bevestiging kunnen krijgen. Of die zich niet gezien voelen door juist die mensen waarvan ze zo graag bevestiging willen krijgen (nodig hebben). Hoeveel mensen er kijken en hoe hard die ook applaudisseren, het compliment van die ene man of vrouw dat uitblijft doet meer pijn.

Ik zit er weer even middenin: het gaat onverwacht goed met mijn boek “Oud zeer”, het theater was gisteren uitverkocht en van talloze onbekenden krijg ik dankbare berichten. Ik kan hun lof inmiddels wel binnen laten komen, en realiseer me ook hoe bijzonder dit succes is. Dat er een boodschap is overgekomen doordat de boodschapper zichzelf een keer niet overschreeuwde.

Maar ik heb last van de reacties die uitblijven: van familieleden, (vroegere) vrienden en (ex)vriendinnen. Ook de gevestigde orde binnen mijn oude beroepsgroep zwijgt als het graf. Terwijl ik zo verlang naar bevestiging van een autoriteit die nog wel in het systeem zit, naar een hoogleraar die me laat weten dat ik een goed punt heb met het vragen om meer lichaamswerk in de ggz. Dat mag anoniem, en hoeft ook niet op de omslag van een volgende druk van het boek, maar laat even weten dat je ziet wat ik probeer te doen. Vanuit passie voor goede zorg, niet om er zelf beter van te worden. Ik ambieer de aandacht steeds minder, maar bevestiging van mensen die er voor mij toe doen…

In de ‘serieuze’ programma’s op radio en tv hoeven ze me steeds minder, en ik hoor daar uiteenlopende autoriteiten veel zeggen dat naadloos aansluit op mijn boodschap. Maar zij zijn nog aan boord, en met de man die het schip vrijwillig verliet hebben ze niets te schaften. Zo simpel is het, toch?

Maar: we kunnen toch samen strijden voor een beter zorgsysteem? Het gaat toch niet om onze plek in de pikorde? Daar heb ik ook lang in geloofd, maar dat bracht het doel niet dichterbij.

Ik voel me van jongs af vaak minder dan mensen in mijn omgeving. Rationeel gezien onzin, maar cognitieve therapie heeft het toch niet weg kunnen nemen. Ik wil me de gelijke voelen van de mensen waar ik tegenop kijk, het voelt als een wrede paradox. Pogingen om mezelf op te blazen en te doen alsof ik niet onder, maar boven hen sta zijn dramatisch mislukt. Die heb ik als ‘oud-psychiater’ achter me gelaten.

Maar het verlangen naar een schouderklop, juist als ik een keer iets presteer, is onuitroeibaar…

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!