Een dochter (en kleindochter) die breken met hun moeder/oma: dat komt ook voor, helaas.
In haar boek ‘Uit contact’ beschrijft Vera Van Brakel vd Mark hoe dat voor haar, als moeder, was. Ze gebruikt fictieve namen, maar heeft er nergens een geheim van gemaakt dat het een zeer autobiografisch boek is. Ik las het met grote interesse, vanwege de overeenkomsten en verschillen met mijn eigen situatie: ook bij mij is er geen contact tussen ouders en kind (ik) maar hier was het de keuze van mijn ouders.
Vera beschrijft hoe ze haar hele leven haar stinkende best heeft gedaan om de dochter zo goed mogelijk groot te brengen en ook in haar volwassen leven te steunen, onder meer met zorg voor de kleindochter. En toch is het niet gelukt: de dochter heeft haar uit haar leven verbannen. Het is een kwaliteit van het boek, vermoed ik, dat je als lezer steeds wel voelt dat het niet helemaal lekker loopt tussen moeder en dochter. En dat herken ik uit mijn eigen leven: ook al was er ogenschijnlijk ‘normaal’ contact, er zat toch altijd ergens wat ruis.
Het gevoel dat me bekruipt is dat Vera boos is, omdat ze dit toch niet heeft verdiend. Dat kan projectie zijn: mijn moeder is vrij zeker ook boos, vanwege mijn ontboezemingen over het verleden. En ook zij deed alles wat in haar macht lag om me tot bloei te laten komen…
Vera krijgt veel dankbare woorden van ouders die hetzelfde is overkomen, op mijn boek ‘Oud zeer’ reageren veel kinderen die zich door hun ouders in de steek voelen gelaten, letterlijk en/of figuurlijk.
Met ‘Uit contact’ wil Vera een stem geven aan al die ouders die door kinderen in de ban zijn gedaan. Ik begrijp ook dat dit vaak wordt ervaren als ondankbaarheid of onrecht. En tegelijkertijd geloof ik dat de enige kans op herstel van het contact vooral gebaat is bij het niet-oordelen over de andere partij.
Bij een breuk tussen ouders en kinderen wordt aan beide kanten pijn geleden, ongeacht wie het besluit nam om het contact te verbreken. Ik denk dat je het vooral moet zien als onverdraaglijke pijn, zo’n geforceerde breuk. Die vervolgens weinig oplost, omdat pijn niet verdwijnt door een poging die te ontkennen.
“Voor iedereen is ‘helen’ het gezondst, en dan moet je de deur niet voor eeuwig in het slot gooien.”
Vooral bij ouders op leeftijd is er een grote kans dat ze overlijden zonder dat er ooit herstel van contact werd geprobeerd. Niet zelden leidde dit tot serieuze psychische klachten bij de achterblijvers, weet ik uit mijn werk. Wat dat betreft hoop ik dat haar dochter dit leest, en nog eens achter haar oren krabt…
Nog één dingetje: laat de kleinkinderen erbuiten. Ik vind het lastig dat mijn kinderen wel contact hebben met mijn ouders, maar liever verdraag ik dat dan ze mee te sleuren in een conflict dat aan beide kanten pijn doet. En mijn ouders zijn hele fijne grootouders ook nog…
Iedereen een fijne Kerst gewenst, met of zonder familie.
Op Bali ben ik, voor het eerst van mijn leven zonder reisgenoot.
Bali is voor niemand een straf, maar het is nog wel onwennig. Altijd was ik in gezelschap, en me verhouden tot mijn partner, het gezin of de vriend(en) waarmee ik reisde zorgde ook voor structuur. Maar dat bedenk ik me nu pas, doordat ik me enkel tot mezelf hoef te verhouden…
De digitale detox was een eerste hobbel, ik moest mezelf dwingen de telefoon gedurende de hele dag thuis te laten of er slechts een foto mee te maken. Het confronteerde me met de enorme rol die het apparaat in mijn leven is gaan spelen, en dat was best schokkend. Zoiets als de man die te veel drinkt ervaart na te zijn overgehaald om te stoppen met alcohol: pas dan wordt duidelijk hoeveel invloed de gewoonte had. Terwijl hij oprecht geloofde dat er weinig mis mee was…
Ik slaap, lees en schrijf vooral. Zonder vooropgesteld plan. De dutjes dienen zich op de raarste momenten aan, mede door de jetlag. Mijn hoofd wordt geleidelijk rustiger, ik ben alleen met mezelf en dat is goed.
Ik lees Annie Ernaux, dat zou iedereen moeten doen, haar fenomenale boeken over gebeurtenissen van decennia terug roepen een vreemd gevoel van herkenning bij me op. Je geestverwant voelen met een Franse schrijfster van 82 jaar, dat kan dus. Niet dat ik met mijn schrijfsels in haar buurt kom, die boeken zijn bijna een reden om zelf niets meer te publiceren.
Ik ben ook geen lid van het schrijversgilde, ik doe het er een beetje bij. Geen journalist, geen columnist, geen romancier. En ook al was ik lang psychiater: ik voelde me nooit een vanzelfsprekend lid van de beroepsgroep.
Nog eerder in mijn leven deed ik allerlei sporten in teamverband, maar ook daar voelde ik me vaak het buitenbeentje. Hardlopen in mijn eentje past me beter. Hoe komt dat toch? Zijn het de frequente verhuizingen geweest toen ik jong was? Heb ik een aangeboren of door omstandigheden veroorzaakt probleem om me te hechten? Ik mis het voor velen vanzelfsprekende vermogen volledig te verdwijnen in een groep. Terwijl ik er wel vaak naar verlangd heb.
“Ik ben ook geen lid van het schrijversgilde, ik doe het er een beetje bij. Geen journalist, geen columnist, geen romancier.”
De laatste maanden spookt steeds het begrip ‘dolende ziel’ door mijn hoofd. Dat is hoe ik me voel. En ik meen het ook te herkennen bij sommige mensen die ik ontmoet, dan klikt het direct.
Over een tijdje is mijn dochter klaar met haar middelbare school, en ga ik de plek verlaten waar ik nu woon. Een comfortabel appartement met een prachtig uitzicht op Haarlem, vanaf de twaalfde verdieping. Maar ik voel me er niet thuis. En ik heb nog geen enkel idee waar ik over een paar jaar woon, ik ben na bijna zestig jaar nog altijd niet geworteld op een plek in ons land. Is dat een drama? Ik denk het niet.
De ambitie om ‘erbij te willen horen’ opgeven is mijn belangrijkste doel in deze fase van mijn leven. Dan maar een rare snijboon. Pas als ik me goed met mezelf kan vermaken begint er een nieuw hoofdstuk van mijn reis door het leven, heb ik me bedacht.
Het gaat te ver om te zeggen dat ik me er over opwind, maar soms kan ik het echt even niet meer horen: het beschadigde mensenkind dat maar blijft herhalen dat zijn/haar ouders het goed hebben bedoeld.
Het is toch jezelf niet helemaal serieus nemen, ben ik bang. Terwijl ouders het in de regel natuurlijk allemaal prima bedoelen zijn er toch best veel die het er als opvoeder niet al te best van afbrengen. En hoe kun je dat wat je zelf als kind niet hebt gehad als ouder wel bieden aan je eigen kroost?
Mijn moeder wist niet goed hoe ze een kind moesten grootbrengen, heeft ze op een kwetsbaar moment wel eens gezegd. Dat begrijp ik heel goed, ze was pas 21 jaar toen ik werd geboren. Ikzelf was tien jaar ouder toen mijn oudste zoon ter wereld kwam, en ik had er ook weinig sjoege van. Inmiddels is mijn jongste telg bijna 18 jaar oud, en durf ik te zeggen dat ik iets van het vaderschap begrijp. Op mijn 59e, een leeftijd waarop veel mensen opa zijn…
Mijn pijn en verdriet van vandaag gaat over de weigering van mijn ouders het gesprek over een moeizame jeugd met me te voeren. Ik twijfel niet aan hun liefde voor mij en mijn zus, maar mijn verlangen naar erkenning voor dat wat niet goed is gegaan verdwijnt er niet door.
” ‘Oud zeer’ heelt lastig als het er niet mag zijn bij de mensen die een rol speelden bij het ontstaan ervan…”
Mijn kinderen hebben geen slechte vader, en hij houdt veel van ze. Maar hij was er toch niet altijd voor ze, op voor hen belangrijke momenten. Liep-ie ver van huis belangrijk te doen in tot mislukken gedoemde pogingen zijn gevoel van eigenwaarde op te krikken.
Ik heb nog maar één doel, als ouder: altijd beschikbaar zijn voor een gesprek over wat mijn kinderen hebben gemist. Alles aan de kant als ze me echt nodig hebben. Goed proberen na te voelen wanneer dat is, want heel expliciet communiceren ze hun emotionele behoeften vaak niet, die jonge mensen.
Maar: het lag niet aan hen dat ik liever zelf met mijn hoofd op de buis was dan dat ik thuis met mijn kinderen een spelletje deed aan de eettafel. Zo draag je als afwezige vader bij aan de vorming van ‘oud zeer’.
En onthoud dit: ‘goed bedoeld’ is nooit een excuus…
Het verlangen dat mijn succes de pijn van vroeger zou verdoven was ik me het grootste deel van mijn leven niet eens bewust.
Ik sloofde me uit, in mijn zucht gezien te worden. Maar de aandacht die ik trok nam het gemis aan wat er niet was toen ik het zo nodig had nooit weg. Ik was een eenzaam kind, maar niemand die het zag. Behalve onze hond, Dago, die trouw aan mijn zijde bleef tijdens de lange tochten door de polders rond het dorp.
De hond begreep me beter dan de mensen.
De afgelopen dagen ben ik me die oude pijn meer bewust dan ooit: ik krijg vanwege ‘Oud zeer’ meer positieve aandacht en welgemeende complimenten dan ooit eerder in mijn leven. En ik kan ze inmiddels aanvaarden, en ook binnen laten komen. Hoewel een stuk verlegenheid nooit ontbreekt in het complexe gevoel dat een lovende recensie oproept. Hebben ze het echt over mij?
Tegelijkertijd word ik nog onverminderd hard getroffen door ieder signaal van afwijzing. Vooral als het in een email, een bericht op sociale media of in een brief gebeurt, en ik het ook nog ervaar als onterecht. Niet tegen mij in persoon geuit, maar van een afstand: ik ben het dus niet eens waard om even te bellen of naar me toe te komen. Ik vind kritiek niet fijn, maar ik luister er goed naar. Als ik dat niet zou doen is eeuwige afwijzing mijn verdiende loon…
Ik mag nooit gaan denken dat ik bijzonder ben, dat zit er goed ingeramd. Ik verbeeld me dat ik weinig capsones heb, en dat mag ik mezelf ook niet toestaan. ‘Doe maar gewoon, etc.’ is een basisschema in psychologisch jargon.
Weet je wat er gebeurt, als ik me afgewezen voel? Ik blokkeer volledig, mijn hersenschors maalt als een dolle, terwijl mijn lichaam koud en dood wordt. Een afwijzing die als onrecht voelt is het ergste dat me kan overkomen, een knal voor mijn kop is er niets bij. Vroeger werd ik in een reflex boos, en sloeg wild om me heen. Tegenwoordig keert het zich meer naar binnen. Wat ook zo lastig is: dat zelfs een wildvreemde dit ieder moment kan triggeren.
Een veilig gevoel is me eigenlijk vreemd. En dat ben ik me nog maar recent bewust geworden.
Juist in een periode waarin ik beloond wordt voor mijn inspanningen ervaar ik hoe kwetsbaar ik nog altijd ben. Succes gaat mij niet redden, het verdooft niet eens. Die illusie ben ik kwijt.
Er is nog veel (lichaams)werk te doen, mijn goede verstand lost weinig op.
Vandaag vier ik een voorlopig hoogtepunt in mijn carrière als boekenschrijver.
‘Oud zeer’ is de hoogste binnenkomer in de bestsellerlijst van het CPNB.
Dit danken we (bij Uitgeverij Lucht werken veel mensen mee aan zo’n boek…) eerst en vooral aan de supporters op sociale media. Zonder Facebook en Instagram was dit nooit gelukt, dank lieve lezers.
Ondertussen wil ik nog wel een kleine frustratie kwijt: in de publieke media verscheen een interview op de pagina ‘Privé’ van de Telegraaf en mocht ik aanschuiven in een televisieprogramma (Oranjewinter) waar voetbal centraal staat. Dat ‘Oud zeer’ ook puur inhoudelijk een belangrijk thema is, los van Bram, lijkt de ‘kwaliteitskranten’, radiostations en serieuze praatprogramma’s nog niet duidelijk.
Het gaat echt om de boodschap van het boek, niet om de boodschapper…
Maar voorlopig zijn we vooral blij en dankbaar met alle boeken die al wel bij aandachtige lezers zijn beland…
Jarenlang vervulde ik de rol van criticaster van de ggz. Nooit was ik te beroerd om ergens mijn gezicht te laten zien of mijn stem te laten horen. Liever was ik zelf op de buis dan dat ik thuis met de kinderen naar een familieprogramma keek.
‘Hebben jullie papa gezien, jongens?’ De kinderlijke behoefte van een volwassen man, geprojecteerd op zijn eigen kinderen…
Ik was blind voor mijn enorme verlangen gezien te worden. Ik stond rationeel achter mijn kritiek op de organisatie van de psychiatrie, maar mijn emotionele behoefte was een hele andere. Als mensen reageerden met ‘Daar heb je hem weer’ was ik gekwetst. ‘Ze doden de boodschapper, omdat de boodschap ze niet zint’ riep ik als verweer. ‘Word ik weer weggezet als narcist.’
Inmiddels ben ik iets wijzer: de boodschap was destijds niet altijd even zuiver als ik wilde doen geloven, en omdat ik niet helemaal mezelf was (of helemaal niet) kwam de inhoud vaak ook niet goed over.
Pas nu, met ‘Oud zeer’ en alles daaromheen, valt de boodschap echt met mij samen. Het voelt alsof ik de losse lijntjes voor het eerst heb kunnen verbinden: eerdere boeken (onder meer over ademhaling en runningtherapie) krijgen hun context en ik heb de vorm van werken gevonden die mij past. Wat ook gelukt is omdat ik geen psychiater meer hoefde te zijn van mezelf.
Waar gaat de boodschap van ‘Oud zeer’ dan in essentie over? Zoek in het lichaam naar dat wat je van vroeger nog stoort. Durf te voelen wie jij bent, wat jouw verhaal is en ga daar voor staan. Je hebt geen stoornis, de omstandigheden waarin jij als kind moest opgroeien waren gestoord.
Het onzekere, eenzame ventje dat ik lang was begint eindelijk te groeien. En als ik het kan dan jij zeker ook…
Als boodschapper wil ik geleidelijk steeds meer uit beeld. De zorgprofessionals van de Balanskliniek gaan het verhaal van ieders ‘oud zeer’ van mogelijke oplossingen helpen voorzien. Ik hoop een oude opa te worden, die ergens op het platteland woont.
Verlost van zendingsdrang, maar vragen van beschadigde mensenkinderen blijven altijd welkom…
Gisteravond mocht ik bij het programma Oranjewinter van Johan Derksen, René van der Gijp en Wilfred Genee aanschuiven om iets over ‘Oud zeer’ te vertellen.
Niet het meest voor de hand liggende programma, maar het lukte best goed om iets serieus te vertellen over de inhoud…
3.40 – 9.00 over Matthijs van Nieuwkerk
reclame
13.50- 14.30 kort over Matthijs van Nieuwkerk 15.20 over therapie (teveel in het hoofd) – 16.50
27.20 over mateloosheid 30.50 reactie van Bram op gesprek
40.00 over Louis van Gaal
Veel beter is het gesprek dat Bram en Wilfred naderhand hadden over het boek. Hier te bekijken.
Bram werd geïnterviewd door Dineke van Kooten over onder andere zijn net verschenen boek ‘Oud zeer.’
Hieronder een verslag
Psychiater Bram Bakker sprak op donderdagavond 17 november 2022 in de Hillegondakerk te Rotterdam met Dineke van Kooten over het leven van Bram Bakker zelf, dat weergegeven is in zijn net uitgekomen boek ‘Oud zeer’.
‘Alleen de liefde tot het eigen, diep verwonde zelf, geeft een mens de mogelijkheid zich op te richten.’
Alleen al deze quote van Jan Foudraine (‘Bunkerbouwers, ontmoetingen met afgeslotenen’, 1997) op het boek van Bram Bakker gaf al genoeg stof voor een interessant gesprek! Bram Bakker (1963) is ex-psychiater, publicist en spreker. Hij is ook auteur van diverse (interessante) boeken. Hij liet zich door Dineke tot op het bot bevragen!
Oud zeer – wie kent het niet? Vaak willen we er niet over praten! Wat geweest is, is geweest!, hopen we. Maar wat geweest is, zijn de bouwstenen van vandaag. Want het vormt onze overtuigingen en aannames over onszelf. Bram Bakker zegt in een interview:
“Maar dankzij levenslange therapie en ouder worden kan ik inmiddels met enige mildheid naar mezelf kijken.”
Bram Bakker zegt ook: “Relatietherapie is de meest onbenutte behandelvorm in Nederland. () Veel mensen kunnen bijvoorbeeld hun relatie redden door in therapie te gaan’
Over OUD ZEER en de invloed daarvan op relaties gaan we het hebben in Podium VanKooten. Het werd een openhartig gesprek.
In 2003 publiceerde ik mijn eerste publieksboek ‘Te gek om los te lopen.’
Het boek was een hit, en in korte tijd werd ik van een gewone dokter een soort media-hype. Daar knapte ik niet van op. Mijn leven veranderde behoorlijk. Ik liet me bijna wijsmaken dat ik interessant en bijzonder was, en dat maakt je nooit een leuker mens.
Bekendheid en media-aandacht zijn paracetamol voor mensen die zich als kind ongezien hebben gevoeld.
Er was een feestje toen, bij de lancering van het boek. Iedereen die er in die tijd voor mij toe deed was er, familie, vrienden en directe collega’s.
Dichter Rogi Wieg, die me had geïntroduceerd bij mijn eerste uitgever, hield een eervolle en humoristische toespraak, zoals alleen hij dat kon. Ik voelde me wel een beetje ongemakkelijk bij alle lof die me die avond ten deel viel, en ik was vooral bezig om alle aardige woorden in mijn hoofd een beetje te relativeren. Ik geloofde stiekem ook niet alles, achterdocht naar loftuitingen heeft me altijd vergezeld.
Een vriend vroeg mijn moeder, die naast me stond: ‘U zult zeker wel trots zijn op uw zoon nu, mevrouw Bakker?’ Mijn moeder, voelbaar ongemakkelijk, mompelde iets als ‘Ik ben niet zo van de trots’… Het sneed pijnlijk door me heen, ik kan het gevoel twintig jaar later nog moeiteloos terughalen.
Kleine Bram hoorde zijn moeder verklaren dat ze niet trots op hem was. Zelfs toen niet. En dat wilde dat ventje zo graag, en nog steeds natuurlijk. Voor een compliment van mijn ouders (waar was jij, papa?) had ik, ook op dat moment nog, de vleiende teksten van alle andere mensen ingeleverd. En dan ben je bijna veertig jaar…
Hoe kun je trots op jezelf worden als je ouders het niet zijn? Of niet durven te zeggen?
Mijn hele leven solliciteerde ik naar complimentjes bij iedereen in mijn omgeving. Om te compenseren voor dat gemis van vroeger natuurlijk. Het duurde overigens heel lang tot ik dat begon te begrijpen. En ik een tikje minder uitsloverig werd, in ruil voor aandacht.
Ik ging de laatste jaren wat minder mijn best doen, verdragen dat niet iedereen mij een leuke jongen hoeft te vinden (met dank aan de therapiemevrouw).
En wat gebeurt er nu, in mijn zestigste levensjaar?
Ik krijg meer complimenten dan ik ooit gehad heb voor mijn meest persoonlijke boek tot nu toe. In ‘Oud zeer’ heb ik al mijn ongemak op tafel gelegd, en ineens voel ik me gezien. Voor wat ik echt ben. Het voelt nog steeds wel onwennig, maar ik geniet ook volop van de enthousiaste en vaak ontroerende reacties die lezers van het boek me ongevraagd toesturen. Ze hoeven dat niet te doen, dus ik moet ze wel echt iets hebben gegeven…
Mijn ouders zijn uit mijn leven vertrokken, en dat is nog iedere dag pijnlijk, maar ik durf nu hardop te zeggen dat ik trots ben op mezelf. In mijn lijflied ‘De wedstrijd’ zingt Bram Vermeulen: ‘Het is een wedstrijd, die je niet winnen kan.’
Het begon als een sportblessure: ik trainde me helemaal suf voor een marathon, omdat ik mezelf weer eens had wijsgemaakt dat een marathon in 3.20 uur toch nog wel zou moeten kunnen lukken.
Wekenlang had ik pijn, net onder mijn navel, tijdens het rennen. Daarvoor en daarna niet, ‘dus’ negeerde ik het gevoel. ‘No pain, no gain’ tenslotte.
Toen was het er ook tussen de trainingen door, met name in de nacht, als ik me omdraaide. Ik werd er zelfs wakker van. Ik ging minder trainen, verving hardlopen door sportschool, en startte de marathon met een preventieve cocktail van veel Aspirine en Ibuprofen. Zonder effect: na 22 kilometer werd het me te gortig, en stapte ik uit. Best tevreden was ik, dat ik dat durfde (het stemmetje zei: toch zonde van die forse mep startgeld!).
We zijn zeven weken verder, en ik heb nog nooit in mijn leven zo lang niet hardgelopen. En nog steeds buikpijn. Maar: het lijkt wel alsof het niets meer met dat rennen te maken heeft.
De sportarts die me heeft onderzocht (ik ga niet passief afwachten of het overgaat natuurlijk) zegt dat de aanhechting van mijn buikspieren aan de voorkant van mijn bekken is ontstoken. Ook te zien op de ECHO. De röntgenfoto van het bekken liet een beetje versleten heup zien (‘passend bij de leeftijd’), verder niets.
Mijn buikpijn is een eigen leven gaan leiden. Ik heb ook nog spreekwoordelijke buikpijn, door de ernstig verstoorde relatie met mijn ouders. En ik weet werkelijk niet meer wat ik nu voel in mijn buik, de laatste weken. Soms probeer ik mezelf wijs te maken dat het met het drinken van te veel zwarte koffie heeft te maken. Onzin natuurlijk, een slap smoesje.
Ik word er ’s nachts niet meer wakker van, dat is vooruitgang. Maar als ik me niet goed voel heb ik er meer last van. Vooral als ik me onaardig bejegend voel lijkt het erger te worden. Alles wat naar afkeuring riekt komt rechtstreeks binnen in het gevoelige gebied onder mijn navel. Ik heb het er liever niet over, daarmee riskeer ik het oordeel ‘aansteller’.
Begrijpen (’beet grijpen’) kan ik het niet. Ik ken de pijn aan mijn hart bij een verbroken liefdesrelatie. Niet fijn, maar je weet: het slijt, en het zakt. Daar heb ik helaas ervaring in opgebouwd. Mijn hartenpijn verlaat na een tijd het lichaam via mijn buik, als een storm die een eindje verderop luwt.
Mijn pijnlijke buik is een groot vraagteken: een blessure en een kwetsuur, het resultaat van overbelasting en ook de plek waar ik ben getroffen door een ingrijpende gebeurtenis (‘we verbreken het contact met je, Bram’). Het lijkt bijna alsof ik moet kiezen tussen een medische aandoening en een veelzeggende boodschap van mijn systeem. Combineren lukt me niet, ik ben doorlopend in verwarring over wat zich in die onderbuik precies afspeelt.
Misschien komt acute pijn hier samen met ‘oud zeer’?
Ik ga toch voorzichtig maar weer beginnen met rennen, en gerichte oefeningen doen (borst-buik-bekken) in de sportschool. Misschien dat mijn ouders dan ineens ook weer van zich laten horen…
Reacties