Met mijn lieve vriend Arold sprak ik over de harde, persoonlijke aanvallen die ik soms te verduren heb. Of beter: waarom ik me soms zo aangevallen voel en/of waarom kritiek op mijn persoon me zo hard kan raken.

Ergens in dat gesprek zei Arold iets heel moois, waar ik nu al dagen op kauw. ‘Jij hebt een soort gepantserde kwetsbaarheid en sommige mensen zien alleen dat pantser, en niet de kwetsbaarheid. Ze richten hun pijlen op het pantser.’

Of dit de exacte weergave is weet ik niet, misschien is dit wat ik er van heb gemaakt. Maar hoe dan ook: mijn vriend gaf me woorden die helpen mezelf beter te begrijpen (‘beet te grijpen’).

Mijn pantser was ooit indrukwekkend stevig, het leek of niets me kon raken. De kwetsbaarheid aan de binnenkant was de zelfverzekerde drager van het pantser zich niet of nauwelijks bewust. Alle kritiek en iedere vorm van afwijzing kwam nooit echt binnen. Stoer he?

Maar met het ouder worden kwamen er zwakke plekken in het pantser, een paar gaatjes zelfs. En misschien nam ook de kwetsbaarheid aan de binnenkant wel toe. Sommige mensen braken ineens door het pantser heen, alsof het niet bestond. In mijn geval vooral vrouwen, maar zeker ook mannen. Ook de inhoud van de ‘aanval’ bepaalde of het pantser doorboord werd: uitgemaakt worden voor dom of arrogant kwam bijvoorbeeld nooit binnen, omdat die aanduidingen niet echt zijn verbonden met mijn kwetsbaarheid (daarom noem ik het ook geen diskwalificaties of afwijzingen).

Maar ‘niet goed je best gedaan’ als recensie krijgen terwijl je hunkert naar een compliment (van je geliefde bijvoorbeeld): het voelt alsof er helemaal geen pantser bestaat, zo hard kan me dat raken. En op een heel gevoelige dag doet ‘best aardig’ in plaats van ‘perfect’ of ‘fantastisch’ al pijn. En dan duiken de basale overtuigingen aan de binnenkant van het pantser op: ‘Ik deug ook helemaal nergens voor, ik ben absoluut waardeloos.’ Boosheid was de vorm waarin ik de pijn uitschreeuwde die achter mijn defensieve schild was aangeraakt. Want jongens huilen niet.

“Mijn pantser was ooit indrukwekkend stevig, het leek of niets me kon raken.”

Een tijd terug had ik een liefdesrelatie met een zeer gevoelige vrouw, die heel goed zag hoe gepantserd ik me door het leven bewoog. Op een dag zei ze, uit het niets: eigenlijk ben jij nog veel gevoeliger dan ik. Die opmerking voelde als een cadeau, even geloofde ik zelfs zonder pantser verder te kunnen, nu het toch gezien was. Een paar weken later gebeurde er iets tussen ons dat me zo raakte dat ik weer geheel in mijn pantser verdween, en er in het contact met haar ook nooit meer uit kon komen. Het betekende het einde van de relatie…

Een pantser is niet goed of fout. Je wordt er alleen niet mee geboren. Het gaat om wat dat pantser probeert te beschermen, en hoe je de gevoelige materie die er door omgeven wordt een beetje leert verdragen. Of in een veel later stadium: aankijken en liefdevol omarmen.
Werken aan oud zeer betekent voor mij dat ik me probeer te ontdoen van dat pantser en/of anderen toegang geef tot die kwetsbare binnenkant.

In een van de mooiste Nederlandstalige liedjes die ik ken heeft Stef Bos het over maskers, als variant op dat pantser. In ‘Maskerman’ zingt hij: ‘Hoeveel maskers moet je dragen, om op een dag jezelf te zijn’

Dat is het wel, he? Dan komt er tegenwoordig een traantje. Mooie dag lieve mensen, ik houd van jullie…

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!