Over de succesvolle radiomaker die een burn-out kreeg

Over de succesvolle radiomaker die een burn-out kreeg

Bram Bakker podcastserie Balanskliniek Patrick Kicken

Door een gezond en vervuld leven is een goede balans in je leven essentieel. Maar hoe bewaak je die persoonlijke balans?

Psychiater Bram Bakker gaat in de podcastserie van De Balanskliniek in gesprek met bijzondere en inspirerende gasten om een antwoord te vinden op deze vraag.

Vandaag: Patrick Kicken

Patrick is niet meer wie hij was, en dat is goed. Zijn hart en ziel gaan nu in podcasts, die de diepte ingaan. En die ook zeer populair zijn.

 

 

Dissociatie

Dissociatie

‘Waarom kijk je steeds van me weg als ik je iets vraag?’ Ze zegt het vriendelijk, mijn therapeute, maar toch schrik ik. ‘Hoezo, wat doe ik verkeerd?’ schiet als eerste gedachte door mijn hoofd.

Dat komt omdat ze in mijn gevoel toch iets van mijn moeder wegheeft, ook al is ze een veel lievere, zachtere versie van mijn externe geweten.

Ik denk na over haar vraag, terwijl ik mijn best doe haar aan te blijven kijken. Dat valt nog niet mee, merk ik. En dat zeg ik haar ook: ‘Het is veel lastiger nadenken als we tegelijkertijd oogcontact hebben.’

Er zijn in een psychotherapie vaak van die momenten dat er ineens een muntje valt. Dat je ineens iets begrijpt waar je vlak daarvoor nog geen besef van had. Dat maakt therapie tot zo’n magisch iets, of je nu de therapeut bent of degene die haar of zijn existentiële problemen inbrengt…

“Mensen die goed in hun vel zitten hebben volledige toegang tot de drie niveaus… Ze weten de weg in hun buik, hart en hoofd.”

De technische term voor het fenomeen dat ik hier bij mezelf waarnam is ‘dissociatie’. Het is een van de weinige moeilijke woorden die ik in mijn werk graag hanteer. Als je iemand kunt laten zien dat zij of hij af en toe dissocieert help je vaak al. Je geeft een woord aan iets dat ze zich meestal niet bewust zijn. En ergens woorden aan geven helpt bij de bewustwording, een van de eerste stapjes op de lange weg van herstel (of heling).

In de ideale wereld hebben mensen onbeperkt toegang tot hun buik (de plek van de primitieve, instinctieve gevoelens), hun hart (het centrum, de plek waar alles samenkomt) en hun hoofd (het regiecentrum, waar bewust gedrag tot stand komt). Deze uiteenzetting is een tikje kort door de bocht en zal tot commentaar van deskundigen leiden, maar voor mij werkt het (als therapeut én als mens met oud zeer). Mensen die goed in hun vel zitten hebben volledige toegang tot de drie niveaus die ik hierboven schetste. Ze weten de weg in hun buik, hart en hoofd. En die zijn onderling ook nog eens goed verbonden.

In het intieme, meest persoonlijke contact met een medemens gebeurt er iets op alle niveaus: in het hoofd, in het hart en in de buik. En met ‘intiem contact’ gaat het niet over seks. Het is heel goed mogelijk om seks te hebben zonder enige intimiteit en je kunt intiem zijn met een ander mens zonder dat daar enige seksuele lading bij zit.

Terug naar de dissociatie: ik houd van een simpele voorstelling van zaken (‘Simpel is het moeilijkst’, vrij naar Cruijff). Mensen die dissociëren blokkeren de overgang van hoofd naar lichaam, en omgekeerd. Ze denken wel, en voelen niet. Of ze kunnen met hun verstand niet bij hun gevoel. Mijn overtuiging, op basis van werkervaring én mijn persoonlijke geschiedenis, is dat dissociatie het meest voorkomende verschijnsel is bij mensen met traumatische ervaringen. Vooral als ze lang geleden zijn. Maar dissociatie wordt ook vaak over het hoofd gezien. Kijk maar naar waar dit verhaaltje mee begon. Je hebt mensen die letterlijk uit een gesprek verdwijnen als de oude pijn te dichtbij komt. Ze zweven als het ware weg en zijn niet meer goed aanspreekbaar. Hun lichaam neemt het over, het verstand gaat ‘uit’.

Veel hulpverleners reserveren de term dissociatie voor dit fenomeen, dat heel indrukwekkend kan zijn (en voor veel therapeuten ook beangstigend). Ik ben ervan overtuigd dat het omgekeerde nog veel vaker voorkomt: praten zonder te voelen. Verstandige dingen zeggen, maar zonder dat er verbinding is met de gecompliceerde gevoelslagen die in ons lichaam verstopt liggen. Ik ben daar zelf een voorbeeld van, en hoop ooit te kunnen zeggen dat het achter me ligt.

Het is ook hoe we tegenwoordig ‘moeten’ leven in de Westerse wereld: het verstand is de maat der dingen, voor maatschappelijk succes is nog maar weinig gevoel vereist. Daarom heette dat boek ook ‘Gevoelsarm’.

Het is mijn persoonlijke ervaring, maar ik merk het ook in mijn werk: hoe beter het lukt om niet te dissociëren, hoe verder je bent in je herstelproces. In de hervonden verbinding met al die ellendige en complexe gevoelens van vroeger word je weer mens. Pijnlijk, maar onvermijdelijk. Geen mens wordt gedissocieerd geboren…

 

Ben ik gek aan het worden?

Ben ik gek aan het worden?

Bram werd geïnterviewd door Patrick Kicken in de podcast ‘Leven zonder stress’.

Een gesprek over egoïsme, ademhaling, trauma en psychiatrie met oud psychiater Bram Bakker.

 

 

Hoe kijkt Rob Theunissen als ervaren ondernemer naar de zorg?

Hoe kijkt Rob Theunissen als ervaren ondernemer naar de zorg?

Bram Bakker podcastserie balanskliniek Rob Theunissen

Door een gezond en vervuld leven is een goede balans in je leven essentieel. Maar hoe bewaak je die persoonlijke balans?

Psychiater Bram Bakker gaat in de podcastserie van De Balanskliniek in gesprek met bijzondere en inspirerende gasten om een antwoord te vinden op deze vraag.

Vandaag: Rob Theunissen

Rob runde diverse ondernemingen, en met succes. Nu gaat hij de Balanskliniek leiden, hoe kijkt hij naar de zorg?

 

 

Dissident in de psychiatrie

Zijn hele werkzame leven streed psychiater Jan Foudraine (1929-2016) tegen het steeds dominantere medische model als verklaring van psychische problemen. Psychotherapie moest de kern zijn van de behandeling. Wat kunnen wij nu van hem leren?

Het moet rond 1979 zijn geweest, mijn kennismaking met Wie is van hout… van psychiater Jan Foudraine. Het boek verscheen al in 1971, maar was ook jaren na het verschijnen nog mateloos populair. De belangrijkste boodschap die ik er als tiener uit destilleerde was dat iedere vorm van gedrag in principe te begrijpen valt, als je maar genoeg je best deed als therapeut. Foudraine werkte in de jaren voor zijn boek verscheen in een Amerikaanse psychiatrische privékliniek, waar men psychotherapie centraal stelde in de behandeling van iedere psychische stoornis. Ook de psychotische mensen, vaak kort door de bocht weggezet als ‘schizofrenen’, probeerde men in het chique Chestnut Lodge met therapie te verlossen van hun waandenkbeelden en hallucinaties. Het idealisme spatte ervan af in dat boek, en er werd een verlangen in mij wakker dat ook te gaan doen. ‘Door mensen heen leren kijken’ was mijn wat kinderlijke fantasie.

Mijn ouders, die allebei niet hadden gestudeerd, wilden niets liever dan dat hun oudste zoon wel naar de universiteit zou kunnen gaan. Liefst om een nuttig vak te leren, zoals advocaat of dokter. Het lezen van het boek van Foudraine gaf het doorslaggevende zetje: dan ging ik wel geneeskunde studeren, maar met geen andere ambitie dan psychiater te worden. Hooguit zestien jaar zal ik geweest zijn, toen ik koos voor een loopbaan die mijn hele leven zou gaan kleuren.

Eind 2021, bijna veertig jaar na aankomst op de geneeskundefaculteit van de Vrije Universiteit, liet ik mijn registratie als psychiater vrijwillig verlopen. Precies een halve eeuw na het verschijnen van Foudraines beroemde en bij veel psychiaters beruchte boek. Ook ik schreef boeken die mijn persoonlijke visie op het prachtige vak en het belangrijke werk bevatten. Ik realiseerde me dat er grote overeenkomsten zijn tussen de overtuigingen van Foudraine en die van mijzelf.

De titel Wie is van hout… slaat op de psychiaters. Mijn laatste boek, waarin ik mijn afzwaaien toelicht, heet Gevoelsarm, en ook dat is een verwijzing naar de houding die de psychiaters zich eigen hebben gemaakt.

Ik besloot me verder te gaan verdiepen in Jan Foudraine. Dat werd me gemakkelijk gemaakt door het recente verschijnen van een (uitstekende) biografie, een heruitgave van Wie is van hout… en een persoonlijk contact met Marijke Foudraine-Kranenburg, de weduwe die waakt over de nalatenschap van haar man. En ik bestelde een tweedehands exemplaar van Bunkerbouwers, de laatste kritische beschouwing van Foudraine op de ontwikkelingen binnen ons vakgebied vanaf het verschijnen van Wie is van hout…

“De dissonante geluiden die Foudraine produceerde over het vak wilde men domweg niet horen.”

Bunkerbouwers verscheen in 1997; de auteur naderde toen de zeventig al. Het boek is niet meer nieuw verkrijgbaar, maar bij lezing bekroop mij het gevoel dat het dat wel zou moeten zijn: het is nog altijd goed leesbaar en onverminderd actueel. Jan Foudraine overleed in 2016, op 87-jarige leeftijd. Zijn vrouw Marijke zorgde dat de biografie er kwam, een hele kluif, want haar Jan was niet erg zorgvuldig geweest in het archiveren van de belangrijke gebeurtenissen in zijn arbeidzame leven.

Het eerste deel van de biografie las ik als een soort geschiedenis van de Nederlandse psychiatrie in de vorige eeuw. Alle grote namen uit het vak komen voorbij: Carp, Jelgersma, Bastiaans en recenter P.C. Kuiper (van de bestseller Ver heen, over zijn eigen depressie) en Frank van Ree, een nog veel grotere rebel dan Foudraine.

In het boek leer ik Jan kennen als een man die om te beginnen keurig doet wat vereist is om zijn diploma’s te halen. Maar: hij is ook iemand met een grote nieuwsgierigheid, een man die de grenzen van zijn vak wil verkennen. En die dat ook durft: hij is nog niet lang klaar met zijn opleiding tot psychiater als hij de boot neemt naar de Verenigde Staten, omdat hij daar wil gaan werken in een befaamde therapeutische kliniek in Maryland, Chestnut Lodge.

Terwijl ik het lees bekruipt me een gevoel van jaloezie. Zoiets had ik ook wel willen doen… Ik volgde mijn opleiding tot psychiater in de toenmalige Valeriuskliniek in Amsterdam-Zuid, een grote naam in het psychiatrische wereldje van Nederland. Maar niet daarbuiten. Bovendien was ik in die tijd veel behoudender dan Foudraine, en zou ik zo’n stap nooit hebben durven maken. Ook bevond ik me in een relatie met kinderen toen ik mijn opleiding afrondde. Foudraine was destijds vrijgezel, maak ik op uit de biografie.

In de jaren negentig, toen ik werd opgeleid, werden we door onze opleider, professor Willem van Tilburg, een beetje bang gemaakt voor Foudraine, die vlak bij het Valeriusplein zijn psychotherapiepraktijk had. Er deden slechte verhalen de ronde over de beroemde psychiater: hij zou psychotische mensen met ernstige paranoïde schizofrenie onbehandeld laten rondlopen. Met ‘onbehandeld’ werd dan bedoeld dat mensen die bij hem onder behandeling waren geen antipsychotische medicatie kregen, niet vrijwillig en al helemaal niet gedwongen. “Een spuit met Haldol is aanmerkelijk effectiever dan therapie bij Foudraine,” zei een van de psychiaters die mijn werk als arts-assistent superviseerde.

Ik wist niet beter of de ervaren mannen en vrouwen in de Valeriuskliniek hadden gelijk: een hersenziekte moet je behandelen met medicijnen. En ook al had de wetenschap het gen dat schizofrenie veroorzaakt nog altijd niet gevonden, dat het bij psychotische fenomenen per definitie om een hersenziekte zou gaan stond op dat moment bij mij niet ter discussie (bij de meeste psychiaters nu nog steeds niet). De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat ik de afschrikwekkende verhalen over de praktijkvoering van Foudraine voor zoete koek slikte. Mijn ontzag voor de psychiaters die me opleidden was veel te groot, en dat die verhalen ook een verborgen motief hadden kwam niet bij me op. Men doodde liever de boodschapper dan de boodschap aan te horen of te aanvaarden. De dissonante geluiden die Foudraine produceerde over het vak wilde men domweg niet horen. Dat is later ook mijzelf overkomen: ook al had ik terechte kritiek, omdat ik niet deugde, hoefde men er niets mee.

Foudraine was iemand met een grote nieuwsgierigheid, een man die de grenzen van zijn vak wil verkennen

De Nederlandse psychiatrie heeft altijd moeite gehad met kritiek vanuit de eigen gelederen. Vrij standaard luidde dan de reactie dat degene die het eigen nest bevuilt zelf niet deugt. Dat het probleem van de klokkenluider zelf groter is dan de misstanden die hij/zij probeert aan te kaarten. Diskwalificatie van psychiaters die zich onttrekken aan het kuddegedrag verloopt bijna steeds hetzelfde: een persoonlijkheidsprobleem kenmerkt de criticus, iets specifieker: een narcistische persoonlijkheidsstoornis.

En laat ik daar helder over zijn: zonder voldoende ego ga je binnen zo’n rigide, hiërarchisch georganiseerde beroepsgroep ook echt niet uit de pas lopen. Foudraine was zeker een man die overtuigd was van zijn eigen gelijk, en die voldoende zelfvertrouwen had hier strijd over te voeren in het publieke domein. Want dat is ook zo’n teer punt: als je dan toch kritiek hebt, houd het dan in ieder geval binnenskamers. De vuile was hoort nooit op straat te belanden.

Tijdens het lezen van de biografie werd me pas volledig duidelijk dat er een zeer fundamenteel verschil van opvatting over de identiteit van de psychiater bestond tussen Foudraine en de gevestigde orde. Dat de opvattingen over het vak die Foudraine huldigde niet heel persoonlijk waren – vooral buiten Nederland waren er genoeg gelijkgestemde geesten –, maar dat ze wel haaks stonden op het denken van de overgrote meerderheid der Nederlandse psychiaters.

Foudraine vond psychotherapie de kern van iedere hulpverlening aan mensen met psychische problemen. Dat je onder omstandigheden genoodzaakt kunt zijn om medicatie te gebruiken bestreed hij geenszins, maar enkel als ondersteuning, nooit als oplossing. Maar juist in de decennia na het verschijnen van Wie is van hout… verloor zijn standpunt terrein ten opzichte van de zogenaamde biologische psychiatrie, waarin iedere klacht werd geduid als het symptoom van een ziekte in het brein.

En hoe hard hij hier ook tegen vocht, deze benadering werd enkel dominanter. Niet in het minst door beïnvloeding van gezaghebbende psychiaters door de farmaceutische industrie, die het zogenaamde medische model dringend nodig had om nieuwe genees-
middelen als Prozac en Seroxat ‘in de markt’ te zetten. Wie daar meer over zou willen weten raad ik aan om De depressie-epidemie van Trudy Dehue te lezen, dat in 2010 werd gepubliceerd, maar dat nog onverminderd actueel is.

Het promoten van de depressie als hersenziekte, vanuit een medisch model, verliep zeer succesvol. Terwijl al heel lang duidelijk is dat een depressie niet te herleiden is tot een verstoring van de balans van stofjes in de hersenen (neurotransmitters als serotonine en noradrenaline), doet dit sprookje nog steeds de ronde. En de dominantie ervan neemt eerder verder toe dan dat het meer nuance krijgt. Er komen doorlopend nieuwe hersenziekte-labels bij, niet alleen bij professionals, maar ook bij leken. Er worden publiekstijdschriften gevuld met beschrijvingen van het bijzondere brein dat mensen met uiteenlopende vormen van autisme (ASS, autismespectrumstoornis) of hoogsensitiviteit (HSP) zouden hebben. Dat de gekmakende gang van zaken in de hedendaagse maatschappij bij steeds meer mensen tot psychische klachten leidt wordt nauwelijks meegenomen. Niet de hoeveelheid prikkels (die al jaren exponentieel toeneemt) mag als probleem worden benoemd; de hersenen die zich er geen raad mee weten zijn afwijkend…

Nog iedere dag worden er tientallen mensen door hun huisarts of psychiater ingesteld op een SSRI (selectieve serotonine-heropnameremmers, de grootste groep antidepressiva), omdat ‘de serotonine te laag is’. Als ik vraag hoe mijn deskundige collega’s die te lage spiegel hebben vastgesteld, blijft het vaak even pijnlijk stil. Bij problemen met bloedsuiker of schildklierhormoon wordt er een bloedspiegel bepaald; dat je serotonine niet goed zou zijn moet je als patiënt maar gewoon aannemen van de dokter. Die weet wel wat goed voor jou is…

“De kracht én de tragiek van Foudraine is dat hij altijd is blijven staan voor psychotherapie als de essentie van het psychiater-zijn.”

Foudraine werd ondertussen weggezet als een representant van de antipsychiatrie, een beweging die in de jaren zeventig al haar hoogtepunt kende, met de film One Flew over the Cuckoo’s Nest als stereotype beeld. Foudraine was echter allesbehalve een antipsychiater: hij was kritisch, maar zeer overtuigd van het belang van de psychiatrie. Eerder pro dan anti.

Terwijl Foudraine in die laatste decennia van de twintigste eeuw dapper therapie bleef bedrijven in zijn bescheiden praktijk in Amsterdam-Zuid, werkte ik een paar honderd meter verderop aan een proefschrift, waarvan de meest geschikte behandeling van de paniekstoornis het onderwerp was. Seroxat, Anafranil of cognitieve therapie, vergeleken met een placebo. De diagnose paniekstoornis had rond 1980 de plek ingenomen van iets dat daarvoor bekend stond als het ‘hyperventilatiesyndroom’. Dat kwam door de wereldwijde introductie van het Amerikaanse DSM-systeem, de classificatiebijbel die tot de dag van vandaag de leidraad is voor alle doen en laten binnen de Nederlandse ggz. Zonder DSM-label is ‘evidence based’ behandeling van een psychische stoornis niet mogelijk. En, zo mogelijk nog belangrijker, wordt ook de behandeling niet vergoed door een zorgverzekeraar.

Door de keuze voor het biologische model zijn de Nederlandse psychiaters in 2022 steeds meer aan het vastlopen in een fuik, waar ze een halve eeuw geleden willens en wetens in zijn gezwommen.

De kracht van Foudraine, maar tegelijkertijd ook zijn tragiek, is dat hij altijd is blijven staan voor psychotherapie als de essentie van het psychiater-zijn. Hij werd er door collega’s om verketterd en hij sleet zijn professionele leven in behoorlijke eenzaamheid, lees ik in de biografie. Zijn pogingen om in de academische wereld of in een psychiatrische instelling een aanstelling te bemachtigen en te behouden strandden steeds. Zeker ook door zijn eigen complexe karakter met een bovengemiddelde mate van halsstarrigheid. Maar het contrast met de Amerikaanse jaren, waarin veel meer vanuit een groepsgevoel werd geopereerd, wordt wel pijnlijk duidelijk.

Het is ook voor mij herkenbaar: ook al werkte ik best lang in dienstverbanden binnen een ggz-instelling, het werden steeds meer werkplekken met weinig contact met andere psychiaters. De verslavingszorg – waar ik mijn laatste jaren als psychiater actief was –is weinig populair, en er zijn verhoudingsgewijs ook weinig psychiaters nodig. Medicijnen tegen verslaving bestaan niet echt, en psychotherapie is de belangrijkste behandeloptie. Daarom voelde ik me daar ook op mijn plek.

In de tweede helft van zijn leven, hij is al een beetje over de top van zijn roem heen, zoekt Foudraine verder naar de antwoorden op de meest essentiële vragen met betrekking tot het mens-zijn, en zo belandt hij, in hedendaagse termen, bij de spirituele kant van zijn werk, van therapeut zijn. Net als vele andere hoog-opgeleide mensen uit de westerse wereld gaat hij proberen zichzelf beter te doorgronden, het ego achter zich te laten en zingevingsvraagstukken van andere antwoorden te voorzien.

Zonder ooit te stoppen met zijn werk als psychotherapeut zoekt hij naar verdieping bij Osho, in die tijd vooral bekend onder de naam Bhagwan Shree Rajneesh, en vooral geportretteerd als een populistische sekteleider, die seksuele losbandigheid promootte en veel te veel Rolls-Royces had. In de jaren tachtig liepen er veel aanhangers van Bhagwan rond in Amsterdam, gekleed in rode of oranje jurken met kralenkettingen om. Ze reisden regelmatig naar India, waar in Poona een immens populaire commune was. Het tij keerde toen Bhagwan met zijn volgelingen besloot te verhuizen naar Oregon in de Verenigde Staten, en de beweging ten onder ging aan misstanden, rechtszaken en foute medewerkers.

De hele beweging rond Bhagwan kreeg nog eens uitgebreid aandacht toen Netflix er een paar jaar geleden een intrigerende documentaireserie over maakte (Wild Wild Country), maar was al een stille dood gestorven in de publieke opinie na het overlijden van Bhagwan in 1990. Foudraine werd al vroeg sannyasin en kreeg van Osho een nieuwe naam: Swami Deva Amrito. Hij distantieerde zich nooit van Bhagwans gedachtegoed.

Zonder ooit te stoppen met zijn werk als psychotherapeut zoekt hij naar verdieping bij Osho, in die tijd vooral bekend onder de naam Bhagwan Shree Rajneesh

Toen de beweging rond Bhagwan kleiner werd en de oranjerode gewaden uit het stadsbeeld verdwenen, stopte Foudraine niet met het bezoeken van zogenaamde ‘verlichte geesten’ (hij noemde ze zelf ‘mystici’). Hij onderhield vriendschappelijke contacten met een aantal mensen die hier hun leven aan wijdden, zoals in Nederland de vroeg overleden Alexander Smit. Dat hij hiermee de biologisch georiënteerde collega’s in Nederland van extra argumenten voorzag om hem niet serieus te nemen zal geen verbazing wekken. In gewoon Nederlands kreeg ik als jonge psychiater-in-opleiding te horen dat Foudraine gek was geworden. De ondertoon was eerder meewarig dan vijandig, en daarmee was het oordeel misschien wel nog dodelijker.

En dat brengt ons op een ander probleem: hand in hand met de keuze voor een medisch model voor het behandelen van psychische klachten ging de overtuiging dat de patiënten er belang bij zouden hebben om niets, of zo min mogelijk, te weten over de persoonlijke achtergronden van psychiater of psychotherapeut. Sterker nog: de zogenaamde ‘professionele distantie’ werd als een strenge verplichting onderwezen, vanwege het gevaar dat mensen zouden lopen als hun behandelaar deze niet zou betrachten. Persoonlijk werd gelijkgesteld aan gevaarlijk, zonder dat daar overigens ooit hard wetenschappelijk bewijs voor werd gevonden.

Foudraine zondigde ook tegen deze opvatting: hij schreef over psychotherapie als een persoonlijke, intieme ontmoeting tussen twee mensen. Hij noemde therapie zelfs een liefdesgeschiedenis, zonder seksuele connotatie overigens.

In Bunkerbouwers laat hij mensen schrijven over de therapie die ze bij hem, Jan, hebben gevolgd, en hoe persoonlijk dat was. Informeel ook, en niet gebonden aan kantoortijden.

Ik lees in dat boek mijn eigen overtuigingen, voel me bevestigd in de opvattingen die ook ik over het vak heb. En ik realiseer me dat ik me als jong ventje niet alleen heb laten inspireren door Foudraine om psychiater te worden, maar dat ik een vergelijkbare ontwikkeling heb doorgemaakt als hij, maar dan dertig jaar later. Mocht ik ooit hebben gedacht dat ik originele gedachten had, meer kennis over Foudraine stemt me nederig.

Het opgeven van mijn psychiater-zijn heeft me veel ruimte gegeven. En in lijn met Foudraine stort ik me inmiddels ook in spirituele verdieping. Geen idee wat het me gaat opleveren, en ook niet of het mijn werk als therapeut gaat beïnvloeden. Dat therapiewerk kan en mag ik nog steeds doen, ook al is het zonder medische diagnose en wordt het niet vergoed door een zorgverzekeraar.

Op dat punt blijf ik wel met een vraag zitten: je mag erop vertrouwen dat de kwaliteit van het werk van een psychotherapeut erop vooruitgaat als de man of vrouw zichzelf beter leert kennen. Het is een vak dat je met groter gemak en meer vertrouwen kunt uitoefenen naarmate je meer ervaring hebt. De overeenkomst met een goede rode wijn dringt zich op: rijping komt de smaak ten goede. De biograaf van Jan Foudraine, Alex Rutten, is een jonge neerlandicus die zijn hoofdpersoon niet persoonlijk heeft gekend. De vraag die ik Foudraine had willen stellen – en die in de biografie onmogelijk beantwoord kon worden – is: heeft die zoektocht naar zichzelf de psychiater veranderd als behandelaar?

‘Behandelaar’ is een term die hij zelf verafschuwde trouwens: “Ik behandel geen patiënten, ik ontmoet mensen.” Dat hij een ander mens werd is wel zeker, maar ging het er in de therapiegesprekken anders aan toe, werd hij beter in zijn werk? Natuurlijk wil ik dat weten vanwege de weg die ikzelf insla. Ook op dit punt is Foudraine een inspirator voor me.

“Mocht ik ooit hebben gedacht dat ik originele gedachten had, meer kennis over Foudraine stemt me nederig.”

In een recente recensie van de biografie in de Volkskrant wordt mijn held in de kop toch weer voorzien van het nare adjectief ‘omstreden’. Waar ken ik dat toch van? En de vraag wordt opgeworpen of het tijd is voor ‘een voorzichtig eerherstel’. Daar kan ik me dan toch echt over opwinden: Jan Foudraine heeft met ziel en zaligheid gestreden voor de psychotherapie als kern van het vak psychiatrie. Dat hij de strijd tegen de biologische psychiatrie niet heeft kunnen winnen is niet verbazingwekkend, als je de enorme macht en middelen van de belanghebbende partijen daarachter kent. Maar wat mij betreft verdient de man permanente verering.

Er resteert een belangrijke vraag: hoe moeten we verder? Het benaderen van psychische klachten vanuit een medisch model heeft voordelen gehad en vooruitgang gebracht, daar is geen twijfel over mogelijk. Maar de laatste jaren worden ook de beperkingen steeds duidelijker: het aantal mensen met psychische klachten neemt gestaag toe, en zorgelijk is dat het vooral jongeren betreft. Suïcide is de belangrijkste doodsoorzaak onder jonge mensen. Burn-out is een groot gezondheidsvraagstuk, maar zeker geen hersenziekte. Er zijn geen pillen tegen en de evidence-based cognitieve gedragstherapie (CGT) lost het niet op.

In mijn gedachten zou ik graag nog eens een kop koffiedrinken met de oude meester en hem de vraag voorleggen: ‘Hoe dan wel?’

Iemand die Foudraine persoonlijk heeft gekend zei tegen me dat het zo jammer was dat hij tot op hoge leeftijd een beetje verontwaardigd bleef. Of het klopt weet ik niet, het is ook maar een mening, maar zo wil ik straks in ieder geval niet herinnerd worden.

Mijn droom is een ander model in de psychiatrie en psychotherapie, dat nog niet eens het medische model hoeft te vervangen, maar dat wel een gelijkwaardige benadering biedt. Voor mezelf heb ik het ‘balansmodel’ gedoopt. Er wordt daarin niet gewerkt vanuit de hypothese dat psychische (en ook veel lichamelijke) problemen symptomen van een hersenziekte zijn, maar dat ze uitingen zijn van een verstoorde (emotionele) balans. Somberheid of angst hebben altijd een betekenis, een signaalfunctie, ze zijn niet per definitie abnormaal. De vraag aan de therapeut wordt dan: ‘help me dit te begrijpen’ in plaats van ‘help me hiervan af’. Dan zijn medicijnen hooguit een tijdelijk lapmiddel en is meer en dieper inzicht in het eigen verhaal van de mens die hulp vraagt het hoogste doel.

Lees het originele artikel in HP de TIJD (inclusief foto’s). 

 

De Zestig van Texel

De Zestig van Texel

Drie jaar geleden stond er in de Volkskrant een recensie van mijn hardloopboek ‘Ultra’. ‘Hij hoeft niet zo nodig meer te presteren. Hij is niet meer op de vlucht’ stond er onder andere.

Gerard Nijboer, Nederlands succesvolste marathonloper aller tijden, vertelde me een anecdote in dezelfde lijn: in zijn toptijd werkte hij ook nog in de psychiatrie. De psychiater van zijn team vroeg hem: ‘Gerard, waar loop jij zo hard voor weg?’

Binnenkort ga ik hem spreken. Is herkenning het onbewuste motief achter de sympathie die ik altijd heb gevoeld voor deze topatleet?

In mijn eigen proces ben ik een paar jaar verder. Ik ren nog steeds, en veel. Dit weekeinde start ik op Texel, voor een ronde van zestig kilometer over het eiland. Als ik dat haal. Het hoeft niet, ik ga voor de ervaring.
Hardlopen is nog altijd mijn eigen recept tegen ADHD. Ik ren de deur uit en na twintig meter wordt mijn hoofd al rustig. Zal wel een placebo-effect zijn, maar het doet me zo’n goed…

Vroeger deed ik mezelf pijn tijdens het rennen. Ik beulde mezelf af, vierde frustraties over mijn moeizame leven bot op mijn lichaam. Nooit rende ik rustig, op gevoel, altijd bepaalden de tijden op mijn sporthorloge het tempo. In iedere training een persoonlijk record, was het heimelijke doel. Dat kan natuurlijk niet, maar ik streefde naar het onmogelijke. Honderden pogingen deed ik om een rondje Vondelpark te voltooien binnen tien minuten. Dat kon mijn lichaam niet, maar mijn hoofd bleef het koppig proberen…

“Je kunt ook anders hardlopen: met al je zintuigen open, in volle verbinding met de omgeving en de mensen om je heen.”

Ik werk momenteel met een jonge vrouw, met een zeer traumatisch verleden. Ze automutileert, en niet weinig ook. Haar armen en benen zitten onder de littekens, vaak moet ze zich laten hechten. Ik ben niet zo beschadigd als zij, en verder dan uit frustratie met mijn hoofd tegen de muur bonken is het ook nooit gegaan, maar ineens zag ik deze week de overeenkomst: mijn rennen was een vorm van zelfkastijding, een kromme manier om te dealen met de emotionele pijnen die me parten speelden. Lichamelijke pijn is niets vergeleken bij emotionele pijn, zullen de meeste ervaringsdeskundigen bevestigen. Een marathon lopen stelt niets voor, vergeleken met je afgewezen voelen door iemand die voor jou van groot belang is, iemand waarvan je hoopt dat zij (meestal, in mijn geval) onvoorwaardelijk van je houdt…

Je kunt ook anders hardlopen: met al je zintuigen open, in volle verbinding met de omgeving en de mensen om je heen. Puur op je gevoel, luisterend naar het lichaam dat aangeeft welk tempo het lekker vindt. Dat klinkt gemakkelijker dan het is. Ik deed al een training in chirunning om me er in te bekwamen. Of ik zestig kilometer voltooi laat ik open, en gek genoeg zegt mijn gevoel dat je met die instelling de meeste kans maakt de hele afstand te voltooien.

Mijn lichaam zal onderweg wel pijn gaan doen, maar niet meer om de aandacht weg te leiden van een andere, emotionele pijn. Ik hoop op een zuivere ervaring, contact met mijn lijf, puur en ongefilterd. Of het lukt?

Laten we Cruijff nog maar eens parafraseren: ‘Simpel hardlopen is het moeilijkst’

 

 

Is Poetin echt een psychopaat of gewoon een macho?

Is Poetin echt een psychopaat of gewoon een macho?

Mirjam Vriend en Bram Bakker corresponderen maandelijks over de geestelijke gezondheid. Dit is de elfde aflevering.

 

Beste Bram,

Wat bezielt Vladimir Poetin? Ik vermoed dat jij ook regelmatig nadenkt over wat zich onder zijn hersenpan afspeelt, Bram, net als ik. Maar minstens zoveel denk ik na over de mensen die hem gebracht hebben tot waar hij gekomen is. Zodat hij nu, ondanks kranig verzet, een buurland in de as kan leggen en een broedervolk kan vermoorden.

Een psychopaat. Toch? Een psychopaat ontbeert schuldgevoel, schaamte en angst. Meerdere psychologische onderzoeken die ik raadpleegde bevestigden dit. Schuldgevoel, schaamte en angst hebben een functie. Elk gevoel heeft een functie. Maar als je er te veel of te weinig van hebt, dan ontstaat er een probleem dat je leven op een negatieve manier beïnvloedt. De psychopaat maakt bovendien van zijn eigen probleem – totale afwezigheid van deze drie gevoelens – een probleem voor ánderen. Hij gebruikt anderen, maakt ze tot zijn marionetten, om dan met hun al of niet vrijwillige hulp een strijd aan te gaan, die compensatie of genoegdoening moet schenken voor iets in zijn binnenste dat zwaar beschadigd is.

Op het eerste gezicht zou ik simpelweg zeggen dat er een monster met een onstilbare honger in de psychopaat huist. Maar dan zijn we nog niet bij de kern, lijkt mij. Dat monster zat daar toch niet zomaar opeens, op een dag, als bij toverslag. Deze poging tot een beknopte analyse van de psychopaat komt overigens geheel voor mijn rekening, Bram.

Wat ik minstens zo moeilijk vind om te begrijpen is waarom zoveel mensen zo warm lopen voor iemand met psychopatische trekken. Ik wil dat beslist niet dom noemen, maar wel op een beangstigende manier onbegrijpelijk. Die mensen lijken iets in zo iemand te bewonderen en dit misschien zelfs te verwarren met authentieke genegenheid.

Ik wil een poging doen om me daarin te verplaatsen; De meeste mensen hebben regelmatig iets te stellen met schuldgevoel, schaamte en angst. Aan de ene kant zijn schuldgevoel en schaamte een soort sociale regulatoren, die ons kunnen waarschuwen dat we misschien niet zo leuk bezig zijn ten opzichte van onze medemensen. Maar ze kunnen ook zó overheersend worden dat ze ons verstikken en ons er te zeer van weerhouden om te doen wat we echt willen doen en om te zijn wie we echt willen zijn. We doen onszelf dan tekort en dat frustreert en kan je echt verzuren van binnen. Ook het gevoel angst heeft een functie, maar wie extreem bang is komt natuurlijk nergens, en ook dat frustreert en verzuurt.

Dan verschijnt de psychopaat. Ongehinderd door voornoemde gevoelens gaat hij als een raket op zijn doel af. Wat een heerlijk gezicht. Waren wij ook maar een beetje meer zo…. dan waren we vast verder gekomen. En wat ruimt ie lekker op, die psychopaat. Alles wat ons toch al een tijd tegenstond veegt hij zonder aarzeling met een machtige zwaai aan de kant. Bovendien moedigt hij ons aan om onszelf óók nergens voor te schamen. We mogen onze gewaagde gedachten nu hardop uiten. En ernaar handelen. En die koelte die van hem heeft iets krachtigs. Wie doet hem wat.

Wie doet óns wat, samen met hem…. En dus houdt men, zwaar onder de indruk, elke deur voor hem open tot hij helemaal bovenaan de apenrots is. Dat er onderweg al behoorlijk wat mensen sneuvelen die rücksichtlos van de rots worden geduwd is natuurlijk niet leuk, maar ongetwijfeld onvermijdelijk. Collateral damage.

Dit schouwspel is een gruwelijke nachtmerrie voor de enkeling tussen de betoverde toeschouwers die de psychopaat al in een vroeg stadium doorziet. Die vindt diens kou alarmerend, of heeft al een paar confrontaties in het verleden gehad met dit menstype, zodat ie ongevoelig is voor de charme die de psychopaat ook meebrengt .

Ooit zag ik een interview met Poetin, in een vroeg stadium van zijn presidentschap. De interviewer was een Westerse journalist, die duidelijk inzette op een kritische ondervraging over Poetins toen al vrij brutale expansiedrift. Binnen vijf minuten was die arme journalist echter helemaal nergens meer. Poetin speelde honderd procent overtuigend een joviale, gewone vent die onterecht gedemoniseerd werd door het Westen. Het was een totaal andere Poetin dan de uit graniet gehouwen versie van dit moment.

Er zijn dus best mensen die een psychopaat snel doorzien, maar te vaak zijn het er te weinig om hem tijdig buiten spel te kunnen zetten. Onder de dappere protesterende Russen leeft dan ook nogal wat schuldgevoel rondom deze vraag: waarom hebben we deze man deze plaats gegund? Zonder dat ik hen iets verwijt lijkt me dat een zinvolle vraag, trouwens niet alleen voor hen, want wij hebben ook zo onze potentiële risico-kandidaten, vrees ik.

Hoe kijk jij naar die vraag, Bram? En wat zijn jouw gedachten over de binnenwereld van Poetin? Wat voor ingrediënten maken van een mens een psychopaat? Grote vragen, dat besef ik, maar ik ben heel benieuwd naar je antwoord.

Warme groet,

Mirjam

Ha Mirjam,

Je wilt niet weten hoe vaak me de afgelopen tijd is gevraagd wat ‘die Poetin’ toch mankeert. Alsof het helpt om er een label op te plakken… Ik geloof oprecht dat onze behoefte iedereen van een diagnose te voorzien nergens toe leidt. Omdat niemand er iets mee opschiet als we vaststellen dat oorlogsmisdadigers vaak psychopaten zijn. Het is veel interessanter, en ook bevredigender, om mensen te begrijpen, hun doen en laten te doorgronden. Ook al is dat soms heel ingewikkeld.

Poetin heeft zeker gebrekkige gewetensfuncties, en dat is nog zacht uitgedrukt, maar hoe heeft het zo uit de hand kunnen lopen? Niemand wordt geboren als misdadiger. Natuurlijk speelt erfelijke aanleg wel een rol, maar het verklaart nooit alles. Voor zover bekend waren de ouders en grootouders van Vladimir niet zo gewelddadig als hun (klein)kind.

Een tijdje terug alweer las ik in een artikel in het Algemeen Dagblad dat traumatische ervaringen ook bij Poetin een cruciale rol hebben gespeeld in zijn ontwikkeling. Dat is een erg populaire manier om naar mensen te kijken momenteel (ik heb zelf die neiging ook): ingrijpende gebeurtenissen eerder in het leven als verklaring voor afwijkend gedrag in het hier en nu. Het lukt me ook niet meer goed om nog anders te kijken naar de Russische leider: een zwaar gefrustreerde man, die van daaruit haat en woede laat zien. En die geen contact meer kan maken met de ‘zachte’ kant van voor hem traumatische ervaringen: pijn en verdriet. Ik denk dat er werkelijk niemand is die zich kan voorstellen dat Poetin iedere avond huilend in zijn bed ligt en aan zijn liefhebbende vrouw vraagt om hem te troosten en stevig vast te houden.

Het heeft ook iets met mannelijkheid te maken, denk ik: we leven toch nog altijd in een cultuur die doordrenkt is van de overtuiging dat mannen flink moeten zijn, dat je moet terugvechten als je iets wordt aangedaan. Want dat zie ik dan wel weer in Poetin: een klein, boos, driftig ventje dat op geen enkele manier uit die groef te krijgen is. En dat maakt het direct ook zo gevaarlijk: hoe ver gaat hij in die niets ontziende boosheid? Er zijn mensen die overtuigd zijn dat Poetin liever doorvecht tot hij dood is dan dat hij ergens een terugtrekkende beweging inzet. Het lijkt mij nogal onvoorspelbaar, omdat we nu eenmaal moeilijk kunnen inschatten of er in zijn omgeving nog mensen zijn die wel invloed op hem hebben, die hem kunnen bewegen tot enige redelijkheid.

Een ander interessant thema is de aantrekkingskracht die dit type leiders toch ook vaak heeft op veel mensen. Dan moeten we even schakelen naar het label ‘sociopaat’: even gewetenloos als een psychopaat, maar in een veel vriendelijker verpakking. Deze mensen (ook in overgrote meerderheid mannen trouwens) zijn vaak zeer charismatisch en charmant, en krijgen daardoor ook heel vaak hun zin. De archetypes zijn beroemdheden in de media en politici: voor het oog van de camera de vriendelijkheid zelve, maar snoeihard als er niet wordt gedaan wat zij wensen. Kijk daar maar eens doorheen, van afstand… Het zijn niet zelden ook precies de karakters van de prominenten die in beeld komen vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Terug naar Poetin: in het begin van zijn loopbaan presenteerde hij zich veel vriendelijker, zag je hem ook nog wel eens lachen en kwamen er meer persoonlijke dingen voorbij, zoals zijn passie voor judo. Waarom hij zo is verhard weet waarschijnlijk niemand precies. Wat we wel weten is dat ons karakter vanaf een leeftijd van zo’n veertig jaar zich grofweg in twee richtingen kan ontwikkelen: het aardigst is het als de scherpe kantjes minder worden en iemand geleidelijk aardiger, zachter en milder wordt. Maar de andere kant op bestaat ook: onaangepast gedrag wordt alleen maar erger, het vermogen zich in andere mensen te verplaatsen neemt verder af en de eigen opvattingen en behoeften domineren het doen en laten steeds sterker.

Het zal duidelijk zijn dat ik Poetin ervan verdenk van die laatste, ongunstige groep deel uit te maken. Waarom? Inderdaad: geen idee. Waarschijnlijk herhaalde teleurstellingen en een diepe gekrenktheid. Ze nemen me niet serieus, dat zal ze berouwen. De kans dat het met Poetin goed afloopt lijkt me klein, in rust en vrede op 93-jarige leeftijd sterven te midden van zijn geliefden lijkt me niet het te verwachten scenario. Eerder het tegenovergestelde: steeds verbitterder en met steeds minder medestanders zal hij eenzaam aan zijn eind komen.

Met een psychiatrische diagnose heeft dit allemaal niets te maken, denk ik. Van een behandelbare stoornis is vrij zeker geen sprake, laat staan dat er een hulpvraag is. Eigenlijk vind ik Poetin een tragische figuur. Als hij niet zoveel mensen zou meeslepen in zijn pijnlijke historie zou je zelfs compassie voor hem kunnen voelen wellicht. De gruwelijkheden die hij aanricht zitten dit echter totaal in de weg…

Bram

Lees de originele column en reacties op Joop.nl

 


 

Bob Caris: jong, psycholoog en ondernemer

Bob Caris: jong, psycholoog en ondernemer

Bram Bakker podcastserie de balanskliniek Bob Caris

Door een gezond en vervuld leven is een goede balans in je leven essentieel. Maar hoe bewaak je die persoonlijke balans?

Psychiater Bram Bakker gaat in de podcastserie van De Balanskliniek in gesprek met bijzondere en inspirerende gasten om een antwoord te vinden op deze vraag.

Vandaag: Bob Caris

De ggz leek Bob Caris niets, en daarom begon hij Fast Lane Vitality. Dat bedrijf helpt werkgevers met behandelingen voor mensen met burn-out.

 


 

Robert Bridgeman over o.a. zijn retraite-centrum Terra Nova

Robert Bridgeman over o.a. zijn retraite-centrum Terra Nova

Bram Bakker podcastserie de balanskliniek Robert Bridgeman

Door een gezond en vervuld leven is een goede balans in je leven essentieel. Maar hoe bewaak je die persoonlijke balans?

Psychiater Bram Bakker gaat in de podcastserie van De Balanskliniek in gesprek met bijzondere en inspirerende gasten om een antwoord te vinden op deze vraag.

Vandaag: Robert Bridgeman

Robert Bridgeman leidt mensen op tot transformatief coach. Wat behelst dat en hoe verhoudt het zich tot reguliere psychologische interventies?

Robert schreef ook het boek ‘Rust’. Meer informatie het boek ‘Rust’ vind je hier.

 

 

 

Oorlog, psyche en media

Corona waait nu misschien wel een beetje over, iets of iemand zal Poetin wel een keer gaan stoppen, maar wat moeten we met alle mensen die psychisch ontregeld zijn geraakt door een overdaad aan ingrijpende gebeurtenissen in een veel te korte tijd?

Het lijkt de afgelopen dagen wel of er nooit een coronapandemie is geweest. De toch nog onverwachte inval in de Oekraïne domineert in alle media. Historische ellende, en ook volstrekt begrijpelijk en terecht dat daar veel aandacht voor is, maar: is deze mediagekte nu werkelijk de enige manier om ons op de hoogte te houden?

Toen we twee jaar geleden met de lockdown-maatregelen, vanwege een toen nog grotendeels onbekend virus, werden geconfronteerd waarschuwden er van meet af aan inhoudelijk deskundige mensen over de psychologische impact die de ingrijpende maatregelen zouden hebben. En tot de oorlog uitbrak was er recent gelukkig ook meer aandacht voor de psychische problemen die zijn ontstaan door de pandemie.

En nu zijn we weer op een vergelijkbaar punt: de toestand in de wereld wordt serieus beïnvloed, nu door een regeringsleider met een gebrek aan geweten, en opnieuw moeten we de psychologische impact niet onderschatten. Bovendien: de psychisch kwetsbare mensen die al twee jaar werden geconfronteerd met een bedreiging van de volksgezondheid krijgen daar nu, zonder tussenpauze, de dreiging van een kernoorlog of zelfs een wereldoorlog overheen.

En al direct zijn de psychologische gevolgen ook in ons land zichtbaar: ik zie jonge mensen vanwege een angstpsychose, direct gerelateerd aan de oorlogsverslaggeving, er worden jodiumpillen gehamsterd vanwege (nog steeds vrij onwaarschijnlijke) stralingsdreiging en oude mensen met dementie schieten bij het aanschouwen van de gruwelijke beelden weg in herbelevingen van WO II.

De conclusie kan nu al getrokken worden: de mentale gezondheid van de bevolking is straks ons grootste probleem. Corona waait nu misschien wel een beetje over, iets of iemand zal Poetin wel een keer gaan stoppen, maar wat moeten we met alle mensen die psychisch ontregeld zijn geraakt door een overdaad aan ingrijpende gebeurtenissen in een veel te korte tijd?

Mensen zijn gewoontedieren. We fantaseren graag over spannende avonturen, maar aan het eind van de dag hebben we toch allemaal een grote behoefte om te weten waar we aan toe zijn. Het leven is niet maakbaar, en volledige controle over wat er gebeurt krijgt niemand, nooit niet.

“Maar de mate van machteloosheid waar we nu al jaren mee worden geconfronteerd gaat de draagkracht van steeds meer van ons te boven.”

Wat de beste manier is om daar mee om te gaan is een lastige vraag. Maar er de ogen voor sluiten is wel heel naïef. Het is heel goed dat er wordt nagedacht hoe de energierekening betaalbaar blijft, nu brandstoffen door de oorlog steeds maar duurder worden, maar wat doen we met de zorg voor mensen met psychische problemen?

De wachtlijsten in de ggz zijn al immens, op heel veel plekken kun je er niet eens meer bij op de wachtlijst. En de psychische problemen nemen toe…

Kan daar wat meer aandacht voor komen in de media? En dan ook graag wat minder gruwelijke verhalen, foto’s en filmpjes. Bij mensen die al getraumatiseerd zijn resulteren ze veel te vaak in een serieuze toename van herbelevingen, depressie en het verlies van een toekomstperspectief (suïcidaliteit).

De noodsignalen met betrekking tot ons psychische welzijn werden bij het begin van de corona-crisis amper serieus genomen. Kan/mag dat nu beter?

Lees de originele column en reacties op Joop.nl

 


 

Erfelijke belasting?

Er is nooit een gen gevonden dat verklaart waarom mensen psychische problemen ervaren. Dat in sommige families veel mensen mentaal kwetsbaar zijn is ten onrechte vaak geduid als ‘erfelijke aanleg’. Terwijl het evengoed een uitvloeisel kan zijn van een bepaald emotioneel klimaat.
Dat kinderen in hun ontwikkeling (mede) worden bepaald door de geschiedenis van hun ouders is nauwelijks meer een punt van discussie gelukkig. In biologische termen spreekt men graag over ‘epigenetica’ in dit verband: hoe de omstandigheden invloed uitoefenen op de zogenaamde genexpressie. Maar we kennen ook allemaal het tweedegeneratieslachtoffer: het kind van een getraumatiseerde ouder dat daar ook psychische schade van ondervindt.
Het werd vooral bekend door de klachten van kinderen van mensen die het verblijf in een concentratiekamp hadden overleefd. En dan nog de kreet ‘transgenerationeel trauma’: de sporen van de geschiedenis van (groot)ouders tekenen hun (klein)kinderen. Wetenschappelijk lastig te bewijzen, zeker als er geen specifiek trauma bekend is uit de levensloop van die (groot)ouders.
Dat is ook niet nodig, denk ik.
“Alleen al het besef dat we (ook) het product zijn van het onverwerkte leed van de generaties boven ons is van groot belang.”
En ook al zijn je ouders misschien niet expliciet schuldig aan wat jou kwelt: het kan wel heel veel pijn doen.
Veel mensen, ook ikzelf, zijn geneigd een link te leggen met één specifieke ouder en de problemen waar ze tegen aanlopen. Zo dacht ik altijd dat al mijn relationele besognes te maken hebben met de manier waarop mijn moeder me heeft opgevoed (geprogrammeerd is bijna een betere term). Maar als je naar trauma’s kijkt zitten die veel explicieter aan de kant van mijn vader, waar de Tweede Wereldoorlog zijn hele gezin ingrijpend beschadigde, ondermeer door een maandenlang verblijf in Kamp Vught.
Ik weet niets over dramatische gebeurtenissen in de familielijn van mijn moeder, maar dat betekent niet dat ze er niet zijn…
In het boek ‘Bunkerbouwers’ van Jan Foudraine las ik deze week een stevig pleidooi om altijd naar beide ouders te kijken als je therapie bedrijft. Ogenschijnlijk is mijn moeder van grotere invloed geweest op mijn leven, maar: mijn vader heeft haar gekozen. Hij was er niet, of keek weg, op momenten dat zij haar frustraties botvierde op haar zoon.
Dat kan moeilijk los gezien worden van zijn geschiedenis, waarin oma hem en zijn broers door het concentratiekamp loosde, terwijl mijn opa totaal afwezig was (die zat ondergedoken, ver van dat kamp). Het was een bijna rustgevend inzicht voor me: het ligt niet allemaal aan mijn moeder, zoals ik boos en gefrustreerd vaak heb gedacht, mijn vader speelde ook een grote rol, al is het een heel andere.
Ik heb geen idee of mijn ouders er iets van zouden begrijpen als ze dit lezen, ik zou het ze gunnen. Maar je loopt ook tegen de generatiekloof en hun leeftijd aan. Voorlopig ga ik fijn verder in mijn pogingen andere mensen die gebukt gaan onder dat transgenerationele trauma een beetje te helpen. Het doet mij zelf ook goed…

‘‘Ik behandel geen patiënten, ik ontmoet mensen.”

– psychotherapeut Jan Foudraine

Lees meer
Onvoorwaardelijke liefde

Onvoorwaardelijke liefde

Het is toch ook een kwestie van definiëren, denk ik. Wanneer kan je van onvoorwaardelijke liefde spreken? Als kind verlangen we er allemaal naar, en als ouder geloven we dat de liefde voor ons nageslacht nooit ter discussie zal komen te staan.

Op dit moment in mijn leven heb ik even geen idee wat het behelst, liefde zonder vereisten. Mijn ouders zullen nog steeds zeggen dat ze onvoorwaardelijk van me houden, maar waarom willen ze me dan momenteel niet zien? Ik ben een vertwijfeld kind, dat zich gestraft voelt…

Een paar jaar geleden wilde een van mijn zoons een tijd geen contact met me. Twijfelde hij toen aan mijn vaderlijke liefde? Ik weet het niet. Hij was boos op me (en terecht) en trok vanwege iets dat ik hem had aangedaan mijn liefde voor hem in twijfel. Althans: zo interpreteer ik dat nu. Ik geloof dat hij geen gelijk had, omdat mijn fout niet met gebrek aan liefde te maken had. Geloof ik… Hij leed wel onder wat ik had aangericht, terwijl ik er (toen nog) blind voor was. Ik hoop dat onze liefde nooit meer zo op de proef gesteld zal worden.

“Noem het angst voor afwijzing, of bindingsangst; het is één van de grootste emotionele problemen waar je als mens mee kunt kampen.”

In mijn werk spreek ik opvallend veel mensen die het gevoel hebben dat er niet onvoorwaardelijk van ze is gehouden toen ze jong waren, en nog moesten vertrouwen op de zorg van hun ouders. We hebben het dus over een (oud) gevoel, dat maakt het lastig. Het is subjectief, een perceptie. Wetenschappelijk niet te bewijzen, in een rechtszaak niets waard. En ook al werd je aantoonbaar geslagen, er is daarmee nog geen direct of vanzelfsprekend verband met gebrek aan liefde.

Ik ken dat gevoel van die mensen in mijn spreekkamer zelf, het is naar. Je moet de liefde de hele dag door verdienen, iedere dag weer, je hele leven lang. Om te beginnen dus die liefde van je ouders, maar het infiltreert je hele systeem. In iedere intieme relatie is het een potentiële stoorzender: vertrouwen op de onvoorwaardelijke liefde van een partner is riskant. Op het moment dat je er in gaat geloven wordt het link. Je aandacht verslapt en ieder moment kun je gedumpt worden, omdat je toch niet meer zo interessant, aantrekkelijk of representatief bent als in het begin van de liefdesrelatie.

Dat de angst om de liefde van de ander te verliezen eerst en vooral in jou zit begrijpt iedereen. Noem het angst voor afwijzing, of bindingsangst (dat is de vermijdende variant): het is één van de grootste emotionele problemen waar je als mens mee kunt kampen. Omdat het omgekeerde gevoel er altijd ook is: een diep verlangen om je volledig veilig te kunnen voelen in de relatie met een ander mens. Je ouders, je partner en ook je beste vrienden.

Ik denk dat dit het belangrijkste thema is in veel therapiegesprekken. In ieder geval in mijn eigen psychotherapie.

En die duurt al lang…

Jeugdtrauma’s: ik voel me enorm gesteund door Philip Huff

Nadat ik uit de school had geklapt over de nare jeugdjaren die ik heb gehad verbraken mijn ouders het contact met me.

Het moet (ook) een teken des tijds zijn, de enorme aandacht en het grote verkoopsucces van de nieuwe roman van Philip Huff. In ‘Wat je van bloed weet’ schrijft hij over een jeugd die gruwelijk is geweest, voor hem en zijn broer en zus. Gruwelijk? Ja, als je de effecten van die jeugd op deze drie kinderen serieus neemt. En niet afdoet met: ‘Het is alleen maar zijn kant van het verhaal’.

Mij deed het persoonlijk goed om te lezen dat de auteur niet heeft gewacht met het publiceren van zijn verhaal totdat zijn ouders zijn overleden. Op een heel andere manier probeerde ik iets vergelijkbaars als Huff in mijn boek ‘Gevoelsarm’: een persoonlijk relaas doen, zonder je al te veel aan te trekken van de andere mensen in jouw geschiedenis. En dat valt niet mee… Het is ook niet leuk, merkte Huff terecht op.

Nadat ik uit de school had geklapt over de nare jeugdjaren die ik heb gehad verbraken mijn ouders het contact met me. Ik denk niet dat het anders was gelopen als ik ‘roman’ op de omslag van mijn boek had laten zetten.

Mijn ouders kunnen niets met mijn verhaal, dat is wel duidelijk. Of ze het ook niet willen weet ik niet eens. In hun beleving zal ik iets gedaan hebben wat je niet hoort te doen.

Waarom dan gezondigd tegen de regels van je ouders? Omdat mijn verhaal er ook mag zijn, en precies evenveel waard is als dat van hen. Er is veel gebeurd in hun leven waar ik ze niet om benijd, zacht uitgedrukt. Ze hebben hun uiterste best gedaan in het leven, en veel is ze ook gelukt. Ze houden van hun kinderen, op hun eigen wijze.

Maar: dat hun geschiedenis toch pijnlijke sporen heeft nagelaten in mijn leven mag niet worden benoemd. Het wordt zelfs niet erkend. Dat is mijn pijn, en daar mag ik mee doen wat ik zelf wil.

Ik voel me enorm gesteund door Philip Huff en alles wat hij vertelt over zijn jeugd. En ik hoop dat heel veel mensen hem (en ook mij) zullen volgen. En anderen die ons voorgingen.

Er is een parallel te trekken met ‘me too’, denk ik. Het gaat over het bewaken van je eigen gezonde grenzen, over aangeven wat er wel of niet okay is, voor jou. Ieder verhaal is anders, en ieder verhaal is persoonlijk. Verantwoordelijkheid nemen voor dat van jezelf is van groot psychologisch belang. De gevolgen van je uitspreken tegen mensen die macht over je hebben (ouders, werkgevers, machthebbers) vraagt moed, maar leidt bij de mensen die ik professioneel probeer te helpen zelden tot spijt. Ook al komt er ellende van, je bent toch gaan staan voor jouw perceptie van de werkelijkheid. Dat is subjectief ja, maar dat geldt ook voor het verhaal van de mensen die jouw grenzen overschreden hebben.

In een interview met Huff in Trouw las ik een prachtig citaat van Albert Camus: ‘Vrijheid is het gevoel dat je het anders kunt doen en niet veroordeeld bent tot het herhalen van fouten’.

Laat dat ons inspireren.

 

Lees de originele column en reacties op Joop.nl

 


 

Verdwenen ouders

De romanschrijver Philip Huff kreeg de laatste tijd veel aandacht vanwege het verschijnen van zijn autobiografische roman ‘Wat je van bloed weet’. Ik herkende bijna alles.

Het boek gaat over de sporen die een nare jeugd achterlaat. De ouders van Huff hebben hem niet kunnen geven wat het jongetje nodig had. En dan formuleer ik het netjes. Ik herkende bijna alles, het was mijn eigen verhaal in de woorden van een ander, met wat verschil in details.

Het deed me extra goed te lezen dat de ouders van Huff nog leven. Waarom? Ik ben dus niet de enige die over een belaste jeugd schreef zonder het overlijden van mijn ouders eerst af te wachten…

Mijn ouders hebben ‘Gevoelsarm’ vermoedelijk niet gelezen. Na een interview in de krant waarin ik vertelde als kind een gebrek aan liefdevolle aandacht te hebben ervaren, nog los van het feit dat er gemept werd, kreeg ik een bericht van mijn vader dat hij alle contact verbrak.

Dat is nu ruim drie maanden geleden.

Natuurlijk heeft het mijn ouders pijn gedaan, mijn verhaal in de krant. Maar in de reactie van mijn vader zit ook direct het probleem: het bevestigt dat het verhaal van zijn zoon, het verhaal van een kind (ook al is het 58 jaar) er nog altijd niet mag zijn. Het hoeft niet in de krant, dat standpunt begrijp ik. Maar: wat er staat is wel gebeurd.

In hetzelfde artikel vertel ik iets over mijn geschiedenis van seksueel misbruik, die begon toen ik 14 jaar was. Mijn ouders had ik hier nooit iets over verteld. Mijn verlangen, toen ik dat verhaal eindelijk naar buiten durfde te brengen? Liefdevolle aandacht voor wat er gebeurd is, terwijl ik thuis woonde en nog maar in de derde klas van de middelbare school zat… Nee dus, weer niet… Of: nog steeds niet…

We hebben nu ‘dus’ geen contact meer, mijn ouders en ik. Ze zijn bijna 87 en 81 jaar oud. Op hun manier houden ze van me, dat weet ik. En ze hebben gedaan wat ze konden voor hun kinderen. Daar ben ik ze dankbaar voor, en het was ook heel erg veel. Maar wat ze me niet hebben kunnen geven, en wat ik ongevraagd kreeg terwijl het niet goed voor me was, mag niet worden benoemd.

‘Waarom laat je het dan ook in de krant verschijnen?’ vroegen sommige mensen me. Omdat ik denk dat het niet anders meer kon. En omdat ik zelf ook wilde doen wat ik de getraumatiseerde mensen in mijn spreekkamer altijd adviseer: ga er voor staan, probeer niet het te verdringen, laat je de mond niet snoeren door je schuldgevoel, confronteer de mensen die je beschadigd hebben met wat ze hebben aangericht. Ook al hadden ze geen slechte bedoelingen, het is wel gebeurd.

Ik verlang niet naar excuses, ik zou erkenning willen. Maar ik ga er niet om smeken, ik ga ook mijn verhaal niet meer aanpassen. Als de straf ‘geen contact meer’ is, dan accepteer ik die. Het is onverdiend, maar ik ga niet, voor de zoveelste keer, proberen om te lijmen. Ik draag mijn eigen verdriet wel.

 

Happiness waar het maar kan met Asha Lalai

Happiness waar het maar kan met Asha Lalai

Bram Bakker podcastserie-de balanskliniek Asha Lalai

Door een gezond en vervuld leven is een goede balans in je leven essentieel. Maar hoe bewaak je die persoonlijke balans?

Psychiater Bram Bakker gaat in de podcastserie van De Balanskliniek in gesprek met bijzondere en inspirerende gasten om een antwoord te vinden op deze vraag.

Vandaag: Asha Lalai

Asha doet niet aan titels. Alles wat ze weet, via opleidingen én uit levenservaring, zet ze in voor haar missie: more happiness.

Een depressieve geluksexpert? zoiets zei ze echt ja, Happiness@work is de missie van Asha Lalai en misschien is daarbij unhappiness wel een drijvende kracht? We hadden een mooi gesprek over alles wat samenhangt met geluk, en we waren het over één ding roerend eens: het is geen product, dat geluk.

‘Ik ben geluk’ als de mooiste staat van zijn…

 

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!