Zoek het in preventie, niet behandeling

We moeten de portemonnee gaan trekken om te voorkomen dat we ziek worden.

De vuistregel die ik als dokter leerde was: ‘Preventie is even duur als behandeling, maar vele malen lucratiever’. Vooral door spelregels zijn we in een systeem beland waar mensen pas een arts raadplegen als ze een ziekte vermoeden. De eventuele behandeling wordt dan in principe vergoed door een zorgverzekeraar. ‘Daar betalen we premie voor, toch?’ hoor ik al jaren zeggen, ook door rijke en beroemde mensen. We vinden dat we recht hebben op behandeling en maken onszelf ook nog wijs dat het gratis is. Terwijl de ziektekostenpremie gestaag oploopt en er steeds minder door zorgverzekeraars wordt vergoed.

Cultuurverandering

De tijd is rijp voor een cultuurverandering: we moeten de portemonnee gaan trekken om te voorkomen dat we ziek worden. Want of behandeling nu wordt vergoed of niet: ziekte is niet fijn en kost op uiteenlopende terreinen vaak veel: naast de behandeling zijn er veel verborgen kosten, bijv. arbeidsverzuim, maar ook de impact die een zieke heeft op de mensen in de omgeving is vaak enorm: relaties sneuvelen, partners meldden zich ook ziek, etc.

Bijna iedereen die een burn-out krijgt verkeerde altijd in de veronderstelling dat het hem of haar niet ging overkomen. Maar nadat het vonnis zich voltrok moesten de meesten toegeven dat ze al langere tijd klachten hadden proberen te onderdrukken vanwege drukte. Vaak onschuldige zaken als een verkoudheid of diarree. Maar wel met een boodschap: de druk loopt op, de marges worden smaller, het lichaam waarschuwt dat het zo niet langer gaat.

Onder ogen zien

Waarom niet geïnvesteerd in het onder ogen zien van de risicofactoren: te weinig lichaamsbeweging, te veel stress, te veel alcohol nodig om te kalmeren en een ongezond voedingspatroon. En wellicht de belangrijkste: stug volhouden met werk dat je hart niet heeft, met een relatie die je al lang niet meer opwindt, met vrienden die jouw energie opgebruiken in plaats van dat ze je voeden. Het is niet heel ingewikkeld om dit onder ogen te zien en daarmee te voorkomen dat je je ziek moet melden.

Bezield

Neem een paar dagen vrijaf en stel je zelf dan de vraag of je nog wel goed bezig bent. Of je nog bezield in het leven staat, in je werk en/of je relatie. Zorg dat de telefoon niet rinkelt en dat je op een aangename plek bent, liefst ver verwijderd van de dagelijkse sores. Laat je kritisch ondervragen door mensen die het zelf aan den lijve hebben ondervonden, en tegelijkertijd professioneel geschoold zijn in goed luisteren en doorvragen. Het kan om een (psycho)therapeut gaan, maar ook de onvermijdelijke coach is een optie, mits uit het goede hout gesneden.

Je kunt blijven wachten tot de ziektekostenpremie astronomisch hoog is en/of er nauwelijks nog een behandeling wordt vergoed. Maar je kunt ook zelf de beurs trekken en daarmee zelf de regie houden. Preventie is ook psychologisch gezien lucratief…

 

Oorspronkelijk gepubliceerd op Joop.nl. Lees de column en reacties op Joop.nl.

 

Slaapproblemen leiden tot grote maatschappelijke kosten

Steeds meer mensen hebben een slechte nachtrust en de behandeling daarvan laat te wensen over

Hoe je het ook wendt of keert: ieder lichamelijk probleem is altijd ook psychisch. Dat zal ook niemand ontkennen, maar in de praktijk houden we er weinig rekening mee: kanker hoort bij de oncoloog en een gebroken been bij de chirurg. Of deze specialisten ook de psyche betrekken in hun werk is eerst en vooral een kwestie van persoonlijke smaak. Zeer gewaardeerd als ze het wel doen, maar het hoeft niet. Het is een cadeau, geen harde eis.

Voor steeds meer gezondheidsklachten geldt dat ze niet duidelijk het domein van een bepaalde expert betreffen, maar dat ze een ‘multidisciplinaire’ aanpak behoeven. Zo zijn er nu slaapexperts met uiteenlopende achtergronden, hoorde ik onlangs op de radio. Een somnoloog, zo heet het dan, vertelde enthousiast dat psychische complicaties van slaapstoornissen wellicht beter te voorkomen zouden zijn. Zoals een depressie. Maar ik heb juist geleerd dat slecht slapen een symptoom is van depressie, en dat doeltreffende depressiebehandeling leidt tot betere slaap.

Door mijn cerebellaire ataxie, waarvan na negen maanden nog steeds niet duidelijk is wat de oorzaak is, slaap ik al maanden heel slecht. Ik word altijd eerder wakker dan ik zou willen, en ook als ik de tijd heb voor de ooit vertrouwde acht uur eindigt het meestal na zes uur slaap. Dat er een verband is met een disfunctionerend cerebellum heb ik trouwens zelf moeten bedenken. Maar los daarvan: als reactie op emotionele gebeurtenissen slaap ik direct nog slechter. Maar dat zou ik ook gedaan hebben met een cerebellum in topvorm. Een hoeveel van mijn slaapgebrek aan wat ligt weet niemand, ook de experts niet.

Een van de belangrijkste remmers op een multidisciplinaire aanpak zijn de kosten: hoe meer experts, hoe duurder. Dan is er maar één oplossing: professionals leren om breed te kijken. Om niet alles door te verwijzen naar de expert aan de andere kant van de schutting, maar zelf ook eens over die schutting te kijken.

Ik ken een KNO-arts die vanwege de opbrengsten voor de maatschap een polispreekuur ‘tinnitus’ (oorsuizen) begon. Het liep vanaf het begin als een dolle, cijfermatig. Hoeveel mensen nu echt tevreden waren met de opbrengst in termen van minder klachten dan voor het polibezoek wist hij niet. Oneerbiedig noemde hij het tegen mij zijn ‘psychiatrisch spreekuur’ en dat lijkt me veelzeggend genoeg.

Toename slaapprobleem

Steeds meer mensen hebben problemen met slapen en de kosten die er door worden veroorzaakt nemen gestaag toe: medische consumptie uiteraard, maar ook arbeidsverzuim, onnodige ongelukken, etc. Je kunt doen wat je wilt, en sommige slaapproblemen worden uitstekend behandeld door bevlogen professionals, maar zolang je niet ziet dat de toename verband houdt met onze leefwijze is het dweilen met de kraan open. En aan wie adviseer je dat nu?

 

Oorspronkelijk gepubliceerd op Joop.nl. Lees de column en reacties op Joop.nl.

 

Dokter, het systeem is ziek

Dokter, het systeem is ziek

Bram Bakker Dokter het systeem is ziek HP deTijd

Steeds meer onbegrepen klachten, steeds meer macht voor de verzekeraars en de farmaceutische industrie, nauwelijks aandacht voor de sociale omgeving van de patiënt. De symptomen liegen er niet om – het huidige medische model loopt op zijn laatste benen. Het moet anders.

Een artikel van Bram in HP/De Tijd van 24 oktober 2018; illustratie Johan Kleinjan

Als medisch specialist heb ik in veel uiteenlopende plekken in de gezondheidszorg gewerkt. In GGZ-instellingen, maar ook in algemene ziekenhuizen, waar ik als consulent over de verschillende afdelingen liep. In mijn traditionele doktersopleiding stond het zogenaamde medische model centraal. Als publicist heb ik me hier de afgelopen jaren al kritisch over uitgelaten, maar toen ik zelf ziek werd en aan de andere kant van het bureau belandde, ervoer ik ook aan den lijve de beperkingen die de manier van werken van artsen met zich meebrengt. Ik had behoefte aan begrip, contact, een professioneel vertrouwenspersoon; het was er niet en leek sowieso niet beschikbaar. En als men dit al niet biedt aan een assertieve collega, hoe is het dan voor een bouwvakker uit Roosendaal of een huisvrouw uit Tiel?

Zeven symptomen van het huidige tekortschietende medische model.

1. Er zijn steeds meer onbegrepen klachten

Als je je ziek voelt, ga je naar de dokter, en die behandelt je in ons land nog altijd behoorlijk goed. De dokter probeert van je lichamelijke klachten een ziekte te maken door middel van de anamnese, een gesprek waarbij de arts vragen stelt die van belang zijn voor het stellen van een diagnose.

Maar soms weet de dokter de klachten niet te vertalen in een medische aandoening. Dokters spreken dan over ‘onbegrepen klachten’. Er zijn nog veel meer formuleringen waarmee ze het niet-weten verhullen. Bij ‘essentiële hypertensie’ bijvoorbeeld weet men de reden van de hoge bloeddruk niet. ‘Idiopathisch’ is een chic bijvoeglijk naamwoord, maar betekent ook niet veel meer dan dat men de oorzaak niet weet. En onbegrepen klachten zijn er veel: hoofdpijn, spierpijn, gewichtsverlies, jeuk, huiduitslag.

Een collega van me dacht dat klachten die zij niet begreep, te maken hadden met de beperkte intelligentie van een patiënt. Ze vroeg zich niet af waarom zij de klachten niet begreep, maar gaf de veronderstelde domheid van de patiënt de schuld. En daarmee waren de klachten voor haar niet meer onbegrepen… “Het IQ is kleiner dan de schoenmaat,” sprak ze dan zuchtend.

De realiteit is dat het aantal mensen dat met ‘onbegrepen klachten’ – een restcategorie – wordt gediagnosticeerd in de reguliere geneeskunde gestaag toeneemt. Jaarlijks horen we via diverse wegen dat het aantal werknemers dat verzuimt met een burn-out, de meest voorkomende ‘onbegrepen klacht’, blijft groeien – ondanks alle aandacht ervoor en de inspanningen om het verschijnsel terug te dringen.

De toename van ‘onbegrepen klachten’ tref je aan bij ieder medisch specialisme. Behandeling ervan is moeilijk en maar zelden ‘evidence-based’ (gebaseerd op wetenschappelijk bewijs), zoals men in de geneeskunde zo graag wil. Mensen die in deze restcategorie vallen, worden dikwijls verwezen naar een GGZ-instelling, maar ook daar weet men zich vaak geen raad met de mensen die lijden. Het aantal mensen dat een beroep doet op de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) groeit ook, en vermoedelijk houdt dit verband met de toename van ‘onbegrepen klachten’.

Niet zelden wordt de man of vrouw met onbegrepen gezondheidsproblemen uiteindelijk uitgeboekt als psychiatrisch geval, wanneer men geen objectieve, lichamelijke oorzaak voor de klachten heeft kunnen vinden. En soms roept deze gang van zaken veel weerstand op. Neem bijvoorbeeld de diagnose CVS (chronisch vermoeidheidssyndroom). Deze mag pas worden gesteld als een aantal bekende oorzaken van vermoeidheid (zoals bloedarmoede) is uitgesloten. CVS wordt door de meeste artsen beschouwd als een psychische ziekte, en de aanbevolen behandeling is dan vaak cognitieve therapie, een vorm van psychotherapie. Ik geloof oprecht dat sommige mensen met CVS lijden aan een onduidelijke fysieke medische aandoening, en dat de opgelegde psychotherapie daarom ook nooit gaat werken. Dat mensen met CVS grote moeite hebben met deze gang van zaken, en zich ertegen verzetten, mag dan ook eigenlijk geen verbazing wekken. Ik geef ze zelfs gelijk.

2. Wat als ziekte geldt, is vaak arbitrair

Wat zijn nu precies de uitgangspunten van het medische model? Een ziekte wordt gezien als een verzameling verschijnselen die allemaal uiting zijn van eenzelfde oorzaak. Een ziekteverschijnsel of klacht is een eigenschap die we (artsen en leken) over het algemeen als ‘nietnormaal’ beschouwen. Over de vraag wat ‘niet-normaal’ is, verschillen deskundigen, in dit geval artsen, steeds vaker van mening. Een voorbeeld: er zijn steeds meer mensen die veel wegen (de ‘obesitas-epidemie’). Onlangs hoorde ik op de radio dat de kledingindustrie in stilte alle broeken iets wijder heeft gemaakt. De vraag zou weleens gesteld mogen worden welk lichaamsgewicht nu eigenlijk nog als ‘niet-normaal’ beschouwd zou moeten worden. Bij welk gewicht is het ziekelijk en moet je naar de dokter? Ofwel: wanneer is er sprake van mogelijke pathologie? In de wetenschap leerde ik het principe dat slechts de uiterste vijf procent aan beide kanten van de ‘normaalverdeling’ (de zogeheten bell curve) van een eigenschap als abnormaal moet worden beschouwd. Dat zijn de zogenaamde ‘outliers’ (uitschieters).

In de psychiatrie staan alle mogelijke ziekten in een van origine Amerikaans systeem, de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Aan dit classificatiesysteem wordt een groot geloof gehecht, onder meer door zorgverzekeraars, die er hun vergoedingen op baseren. Maar er is een belangrijk verschil tussen de psychische aandoeningen die in de DSM beschreven worden en de meeste lichamelijke aandoeningen. De meeste fysieke ziekten zijn namelijk ‘ontdekt’, terwijl de meeste aandoeningen uit de DSM niet meer zijn dan labels die we plakken op ogenschijnlijk samenhangende psychische symptomen.

De bacterie die tuberculose veroorzaakt wordt ontdekt, en daardoor kan met terugwerkende kracht worden vastgesteld dat sommige mummies moeten hebben geleden aan tuberculose. De ontdekking vanhet virus dat verantwoordelijk is voor de ziekteverschijnselen van aids heeft ertoe geleid dat medici nu formeel spreken over een hiv-infectie.

Maar tot op de dag van vandaag worden de meeste psychiatrische diagnosen uitgevonden. Denk eens aan de mensen die vinden dat ze ‘hoogsensitief’ zijn en dat het om een (psychische) stoornis zou gaan. Of aan een hoogleraar psychiatrie die eerst een ‘ziekte’ als misofonie (slecht tegen bepaalde geluiden in de omgeving kunnen) uitvindt, daarover publiceert in een wetenschappelijk tijdschrift en er vervolgens onderzoek naar gaat doen. Wetenschappers moeten toch ontdekken, en niet uitvinden?

Er wordt in de psychiatrische wetenschap veel onderzoek gedaan met moderne scans. Het is fijn dat er een steeds beter beeld kan worden gevormd van de hersenen. Maar de scan die je kunt gebruiken om een psychiatrische diagnose te stellen (“We zien op de foto dat u lijdt aan…”) is nog lang niet beschikbaar, en ik vrees dat dat nog lang zo zal blijven. En is ‘burn-out’ eigenlijk wel een ziekte? Misschien is het wel een normale reactie op een abnormale belasting. Zijn alle mensen met klachten van een ‘burn-out’ op hun plek in de GGZ, waar de wachtlijsten alleen maar toenemen? De meerderheid van de mensen vindt van niet, als ik het ze voorleg, maar wij als samenleving gaan wel akkoord met een afhandeling van burnoutklachten als waren het ziekteverschijnselen…

Nog een voorbeeld: mensen die last hebben van smetvrees laten als groep een statistisch significant verschil zien ten opzichte van een ‘gezonde’ controlegroep. Dit betekent: gemiddeld zijn mensen met smetvrees anders. De vraag is natuurlijk of we dat al niet wisten. Over een individu uit een medische onderzoeksgroep zegt een gemiddelde heel erg weinig. Binnen het medische model regeert ‘evidence-based’: wetenschap waarin groepen met elkaar worden vergeleken.  De specifieke, unieke kenmerken die een individu definiëren worden daarin niet gezien.

3. Zorgverzekeraars hebben te veel macht

De Nederlandse zorgverzekeraars werken met zogenaamde DBC’s (diagnose-behandelingcombinaties). Voor de psychische aandoeningen worden ze gebaseerd op de DSM, waar men een rotsvast vertrouwen in heeft. Ook gefundeerde kritiek van ingewijden op de DSM, zoals van de bekende Amerikaanse psychiater Allen Frances, die als een soort klokkenluider en met goede inhoudelijke argumenten het systeem de rug toekeerde, maken hier geen indruk op de beleidsmakers. Frances merkt bijvoorbeeld zeer terecht op dat de farmaceutische industrie handig profiteerde van de labels: lastige jongetjes zijn er altijd geweest, maar sinds we het label ADHD hebben, moeten ze allemaal aan de Ritalin.

Veel collega-psychiaters hebben ons zien meegaan in de (medische) vaart der volkeren, waarbij de DSM steeds meer werd gezien als een noodzakelijk en onvermijdelijk kwaad. Dat de behandeling van een veelvoorkomende DSM-diagnose als de aanpassingsstoornis op gezag van de zorgverzekeraars niet wordt vergoed, heeft er in de dagelijkse klinische praktijk toe geleid dat deze diagnose nog maar zelden wordt gesteld. Bij een aanpassingsstoornis kun je een tijdje angstig of somber zijn in reactie op ingrijpende gebeurtenissen. Dat is niet zo raar, en vaak een goede aanleiding om eens met een professional te gaan praten. Depressiebehandelingen worden daarentegen wél vergoed door de zorgverzekeraar en dat heeft er mede toe geleid dat de medische diagnose ‘depressie’ veel vaker ten onrechte wordt gesteld dan gemist. En deze overdiagnosticering dient geen ander doel dan het kunnen financieren van een behandeling via de zorgverzekeraar…

4. Het ziektemodel reduceert de patiënt tot zijn klachten.

Bij een ziekte draait alles om klachten. Die worden dan ook grondig uitgevraagd door een arts (de anamnese). Artsen vragen in dit verband weinig naar iemands capaciteiten (ofwel ‘wat wel goed gaat’). Terwijl een uitkomst van een psychotherapeutische behandeling ook kan zijn dat er meer aandacht moet komen voor alles wat wél goed gaat. Het ziektemodel focust op het negatieve, de klachten. Dat is geen probleem bij pakweg een gebroken been. Of iemand een verdienstelijk schilder of een profwielrenner is, om willekeurige voorbeelden te noemen, maakt voor de chirurg in principe niet uit; dat been moet toch opgelapt worden. Er wordt blind van uitgegaan dat dit voor een psychiater precies zo geldt, maar dat waag ik te betwijfelen. Er is in ieder geval nooit wetenschappelijk vastgesteld dat het centraal stellen van een medische diagnose bij beide specialismen dezelfde voordelen biedt… De mens achter de diagnose, met allerlei individuele kenmerken (woonplaats, inkomen, burgerlijke staat, enzovoort) speelt bij een depressie immers een veel grotere rol dan bij een gebroken been. De voordelen van een onpersoonlijke diagnose zijn er ook zeker, maar medici houden zich blind voor de nadelen, die evenzeer bestaan.

 

5. Er is te veel aandacht voor fysieke oorzaken van psychische ziekten, te weinig voor de omgevingsfactor.

Een ziekte is per definitie het resultaat van een ongelukkige combinatie van aanleg en omstandigheden. Soms gaat het vooral om aanleg (longkanker bij iemand die nooit een sigaret heeft gerookt), een andere keer spelen juist omstandigheden een hoofdrol (dertig jaar twee pakjes sigaretten zonder filter roken wordt algemeen beschouwd als de duivel verzoeken en longkanker ‘dus’ ook als een logisch gevolg).

In de wetenschappelijke psychiatrie kreeg de factor aanleg naar mijn overtuiging veel te veel aandacht de afgelopen jaren. Dit is onmogelijk los te zien van de neurobiologische benadering van psychische stoornissen die in deze tijd het hele vak domineerde, en dus ook de wetenschap. Zo is een verstoorde balans in de serotoninehuishouding de belangrijkste verklaring voor het optreden van een angststoornis. Natuurlijk zijn er omstandigheden vereist waaronder dit zich openbaart, maar de abnormale serotoninespiegel werd beschouwd als de kern van de aandoening, aan de hand waarvan er een onderscheid kon worden gemaakt tussen patiënten en gezonde controles (mensen met vergelijkbare kenmerken die de stoornis niet hebben).

Ook het onderzoek met uiteenlopende apparaten waarmee de hersenen in beeld kunnen worden gebracht, zoals de MRIscan, krijgt veel aandacht in de wetenschap. Er wordt in het brein gezocht naar de locatie van de psychische stoornis, en soms is men hier behoorlijk in geslaagd, zoals bij de obsessief-compulsieve stoornis (OCD) die redelijk nauwkeurig gelokaliseerd kan worden in de hersenen. Op het moment dat de balans van de zogenaamde neurotransmitters (boodschapperstoffen, zoals serotonine en noradrenaline) in het brein hersteld is, zou er ook geen sprake meer moeten zijn van klachten.

Maar zijn alle psychische klachten dan te herleiden tot een fysieke oorzaak? Dat zou een veel te eenvoudige voorstelling van zaken zijn. De omgevingsfactoren – bijvoorbeeld een zeer belastende leefstijl – verdienen veel meer aandacht en onderzoek.

6. Partijen met zakelijke belangen financieren het meeste onderzoek.

Dat de dominantie van de neurobiologie in de gehele psychiatrie, en dus ook het wetenschappelijk onderzoek, niet los gezien kon worden van de zakelijke belangen van de farmaceutische industrie, werd pas de laatste jaren goed duidelijk. De bulk van het onderzoek wordt gefinancierd door partijen met een duidelijk zakelijk belang. Nu krijgt dit relatief veel aandacht, maar het werd heel lang niet gezien, en daarom niet meegewogen. Dit zie je overigens ook terug op andere terreinen, zoals de voedingswetenschap. Een artikel waarin zogenaamd werd bewezen dat suiker niet of nauwelijks schadelijk is voor onze gezondheid wordt met veel meer scepsis beoordeeld als blijkt dat het gefinancierd werd door een fabrikant van cola. Er hoeft uiteraard geen verband te zijn tussen de verstrekker van de financiële middelen van een onderzoek en de uitkomsten van een wetenschappelijke studie, maar het is ook niet geheel uit te sluiten. Enige invloed zou op zijn zachtst gezegd niet vreemd zijn. Zeker omdat de beslissing van de industrie om een studie al dan niet mogelijk te maken niet los is te zien van haar (geldelijk) belang bij het onderwerp van het onderzoek

7. Ziekte wordt gezien als een individueel probleem.

Ziekte geldt in het huidige medische model als een probleem van het individu. Dat is zelfs in de wet verankerd. Ogenschijnlijk ‘normale’ mensen kunnen namelijk eisen dat betrokkenen uit de spreekkamer worden geweerd. Bij wet is er slechts de overeenkomst tussen het individu en de geconsulteerd  arts. Bij ziekte is er sprake van samenwerking tussen arts en patiënt; meer vereist de wet niet. In het geval van kanker zal dit niet tot grote problemen leiden, vermoed ik, omdat de behandeling geen rekening houdt met de sociale context waarbinnen de patiënt opereert. Dat hoeft ook niet, want de werkzaamheid van chemotherapie is grotendeels onafhankelijk van bijvoorbeeld de burgerlijke status van de patiënt.

Bij andere ziekten kan de sociale context echter wel van groot belang zijn. Het negeren hiervan kan onbedoelde effecten hebben. Zo houdt het bezoek aan alternatieve genezers gelijke tred met de toenemende tekortkomingen van het medische model. Als bepaalde behoeften door medische professionals worden genegeerd, of zelfs geheel over het hoofd gezien, nemen steeds meer patiënten hun toevlucht tot alternatieve genezers. Die steken immers veel meer tijd in iemand en besteden vaak ruim aandacht aan de leefomstandigheden.

Mensen zijn nu eenmaal van nature geen individuen, maar maken deel uit van een breder sociaal verband. Alternatieve genezers danken een groot deel van hun populariteit hieraan. We willen tenslotte allemaal graag als uniek worden gezien en in een bredere context worden geplaatst, en in de medische wereld is dit steeds minder het geval. Een alternatief voor het medische model, waarin onze context wel wordt meegewogen en op waarde geschat, is dringend gewenst. Dit vraagt wel veel meer tijd van de dokter, en die verbeeldt zich dat die er niet is. Maar in een puur individualistisch model verzuipen we, met zijn allen. Ik was al langer kritisch over de gangbare medische benadering van gezondheidsklachten.

Het huidige medische model biedt zeker voordelen, maar de nadelen krijgen steeds meer de overhand, zeker waar het psychische klachten betreft. Artsen kunnen zich niet blind en doof houden voor de schaduwkanten van het model, waar meer en meer mensen tegenaan lopen. Nu ik er als patiënt zelf mee te maken heb gekregen, realiseer ik me dat nog veel beter…

 

Meer informatie over de Dokter als patiënt

Je kan het boek hier bestellen.

 

 

Lopen in de Dordogne

Lopen in de Dordogne

Voorpublicatie uit mijn derde hardloopboek  ‘Ultra’  voorgedragen bij het jubileum van triatlonvereniging IZGS in Haarlem.

We gaan een weekeinde op bezoek bij vrienden die sinds een paar weken een sfeervol buiten in de Dordogne hebben betrokken. In Nederland heeft de herfst na een lange en hete zomer vol toegeslagen: het is fris, het waait en er valt meer regen dan je lief is. Vanaf Zestienhoven vliegen we in iets meer dan een uur naar Bergerac, waar we overstappen in een huurautootje dat ons in een uur bij hun nieuwe onderkomen brengt.

Uiteraard zijn de hardloopschoenen wel mee. Vriend Theo heeft in de zes weken dat ze hier zijn geen meter meer gerend, terwijl hij in Nederland de reputatie had een uitstekende hardloper te zijn. Hij was zelfs de trainer van een kleine, fanatieke groep atleten op het Waddeneiland waar hij decennia woonde. De verbouwing ging nu voor, en ook daarin was hij succesvol geweest: we worden gastvrij ontvangen in een grotendeels gerenoveerd woonhuis dat al vier eeuwen oud is.

Ik heb Theo voor het weekeinde al lopen opjutten dat we wel moesten gaan rennen, en hij had gelukkig weinig aansporing nodig. Op zaterdag lopen we een rondje om het huis van ongeveer zes kilometer. Over ruige paden en kleine asfaltweggetjes, te midden van prachtige herfstkleuren aan de bomen waar we onderdoor lopen. We gaan op en af, geen meter is vlak. En we lopen een stuk harder dan we zonder elkaar zouden doen. Mannen als Theo en ik kunnen moeilijk hardlopen en er geen wedstrijdje van maken. In het begin babbelen we nog vrolijk, maar tijdens de lange steile slotklim horen we niets anders dan elkaars ademhaling, steeds sneller… Na ongeveer een half uur zijn we weer terug. Bettine, de vrouw van Theo, is verbaasd dat we alweer zo snel terug zijn, maar ze ziet ook dat het lang genoeg is geweest om elkaar af te matten.

De zondag brengt een nog veel grotere uitdaging, op hardloopgebied. Vlakbij het stadje Thiviers begint de zogenaamde ‘Voie verte’, een oude spoorroute tot aan het stadje Saint-Pardoux-la-Rivière. De rails zijn gelukkig weggehaald, en er is een prachtig breed en vlak pad overgebleven, onverhard, maar ideaal om overheen te rennen. Dwars door het schitterende landschap voert het, er is geen auto te zien (af en toe in de verte wel, moet ik eerlijk toegeven). Geen meter is vlak, maar omdat het vroeger een spoorlijn was klim en daal je zeer geleidelijk. Uiteindelijk klimmen we zo’n 180 meter, Theo en ik. Ondanks zijn gebrek aan training en het snelle rondje gisteren is hij er wel weer bij, en ondanks het nog altijd niet lage tempo blijft hij aan mijn zijde. Talent verloochent zich ook in de Dordogne niet…

De route wordt aanbevolen voor wandelaars en fietsers, over hardlopers heeft men het niet. Onderweg zien we af en toe wat wandelaars, meestal een tweetal, maar ook een enkel gezin. Fietsers zijn niet te bekennen, laat staan hardlopers. De route is volstrekt logisch, maar is ook nog eens omgeven met bankjes en een soort kunstwerken, bijvoorbeeld bij iedere gemeentegrens. We passeren een aantal prachtige voormalige stationsgebouwen tijdens onze tocht. We lopen vrijwel doorlopend onder de bomen, zelfs in warmere jaargetijden loop je hier nooit in de brandende zon. Onze dames, die ons hebben afgezet bij het begin van de route, moedigen ons onderweg nog een keer aan bij het prachtige plaatsje Saint-Jean-de-Cole, alvorens koers te zetten naar de finishplaats, waar ze in de enige horecagelegenheid die wel open is cappuccino gaan drinken (hier nog met slagroom bereid, zoals op veel plaatsen in Frankrijk).

De route, die ons was aangekondigd als achttien kilometer lang, blijkt in werkelijkheid een kilometer korter. De vernietigende eindsprint die ik in gedachten had blijft Theo bespaard, maar vermoedelijk had hij zich toch wel in mijn kuiten vastgebeten. Wat een mooie tocht was dit, wat een welbestede zondagmiddag. In de auto op de terugweg, ruim twintig kilometer lang, realiseren we ons pas echt dat we ver hebben gerend. De volgende ochtend herinneren onze bovenbenen er ook nog aan, maar wat hebben we genoten. Een trend is gezet. Volgens de registratie op de mobiele telefoon hebben we 16,8 kilometer afgelegd in 1.27.42. De volgende keer ga ik die tijd aanvallen, en reken maar dat er nog vele volgende keren zullen komen.

Ik zal hier regelmatig stukken plaatsen uit Ultra..

 

Mijn laatste strijd?

Een kop koffie drinken met de neurologen die me onjuist behandelden is niet zomaar mogelijk.

Inmiddels ben ik gelukkig bijna beter na negen maanden cerebellaire ataxie. Maar ik ben er nog niet klaar mee. Het boek dat ik over mijn ziekteperiode schreef werd geen bestseller, maar dat hoeft ook niet: de opbrengst is voor het prachtige project van mijn vriend Sander de Kramer (‘Chief Ouwe Dibbes’) in Sierra Leone.

En om de aandacht is het me ook niet meer te doen, ik geef toe dat dit in het verleden wel eens anders is geweest, maar de toestanden in de medische wereld die ik aantrof vragen om aandacht. Ook vanwege alle wildvreemde mensen die zich uit herkenning bij me hebben gemeld. Niemand wil een nummer zijn in dit leven, en veel te vaak worden we wel als zodanig behandeld in onze gezondheidszorg. En nog zonder noodzaak ook. Dat er fouten zijn gemaakt in mijn behandeling vind ik geen punt, we zouden ons nog veel meer moeten realiseren dat die er bij horen. Artsen zijn ook maar mensen, ook al gedragen sommigen zich alsof ze god zijn.

“Ineens is de gezondheidszorg een log en bureaucratisch systeem dat iedere bedreiging van buitenaf doeltreffend ongedaan maakt”.

Pijn

De pijn zit vooral in de manier waarop we er mee omgaan. Een kop koffie drinken met de neurologen die me onjuist behandelden is niet zomaar mogelijk. Ik kan pas met ze in gesprek komen als ik een formele klacht deponeer bij de klachtenfunctionaris. Dat klagen mijn doel niet is interesseert de voorzitter van de Raad van Bestuur niet. ‘Dien maar een klacht tegen de behandelend specialist in’, zegt hij ferm. In een vorig leven was hij zelf neuroloog… Een telefonisch verzoek om een informeel onderhoud met iemand van de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt formeel afgehandeld: ook hier zegt een functionaris volgens voorschrift: ‘Dien eerst maar schriftelijk een klacht in’.

Onze gezondheidszorg is me dierbaar, en er werken duizenden lieve mensen, die ook inhoudelijk zeer bevlogen zijn. Er gebeuren met grote regelmaat kleine wondertjes gelukkig. Maar waag het niet om kritiek te hebben. En dat je je verbeeldt dat alle kritiek opbouwend is bedoeld maakt ook niet uit: ineens is de gezondheidszorg een log en bureaucratisch systeem dat iedere bedreiging van buitenaf doeltreffend ongedaan maakt. Door niet in te gaan op details, maar vooral door altijd onpersoonlijk te blijven. Door ontevreden klanten middels regels en procedures weg te houden bij de medewerkers, hoe aardig deze ook zijn.

Mensenwerk

Ik ben tot in mijn vezels overtuigd dat gezondheidszorg mensenwerk is, maatwerk ook. En dat richtlijnen en procedures weliswaar onvermijdelijk zijn, maar niet meer dan een noodzakelijk kwaad. En dat het menselijk contact moet en zal winnen van de regeltjes.

Ik heb geen zin meer in strijd. Zelfs aandacht boeit me nauwelijks nog. Maar deze strijd moet nog wel even worden gevoerd: het behoud van de menselijke maat, met alles wat daar bij hoort, in de mij zo dierbare gezondheidszorg. Daar horen helaas ook fouten bij, maar om die nou taboe te verklaren en achter procedures te verstoppen…

Oorspronkelijk gepubliceerd op Joop.nl. Lees de column en reacties op Joop.nl.

Chief Ouwe Dibbes Sander de Kramer

 

Meer over het boek Chief Ouwe Dibbes vind je hier.

 

 

 

Seksverslaving

Hoeveel het precies voorkomt weten we niet, het behoort tot de minst toegankelijke problemen die een mens kan hebben, omdat het zo gênant is voor veel mensen die er aan lijden.

foto: Michael Fassbender in Shame

Iedereen die het bestaan van seksverslaving betwist raad ik altijd aan om de film ‘Shame’ van Oscarwinnaar Steve McQueen te kijken. Het is een van de indrukwekkendste films die ik ooit zag. Hoeveel mensen mijn advies hebben opgevolgd weet ik niet, maar ik heb nooit gehoord dat iemand na het zien van deze film dacht dat het wel meeviel, met die seksverslaving.

Het is een zogenaamde gedragsverslaving, die seksverslaving. Hoeveel het precies voorkomt weten we niet, het behoort tot de minst toegankelijke problemen die een mens kan hebben, omdat het zo gênant is voor veel mensen die er aan lijden. De naam is ook nog eens verwarrend: het wordt ook wel pornoverslaving genoemd en er is veel overlap met de eveneens betwiste liefdesverslaving, die in verhouding veel vrouwen hebben: tot in het extreme/gestoorde doorgaan met relaties die al heel lang niet meer gezond zijn en jezelf daarmee ook nog eens ernstig tekort doen en in de problemen brengen.

Zelfs de mogelijkheid dat je mateloos bent in je gedrag wordt onder meer door zorgverzekeraars betwijfeld. Je kunt verslaafd zijn aan alcohol en/of drugs en de behandeling daarvan wordt dan in principe vergoed. Ook gokken is inmiddels erkend als probleem. Maar een verslaving aan seks of porno moeten we eerst van een nietszeggend label voorzien (‘stoornis in de impulscontrole’) alvorens we declarabele behandeling kunnen inzetten. En dan hebben we door het gebrek aan consensus ook nog eens het probleem dat een wetenschappelijk verantwoorde aanpak niet bestaat, omdat geen enkele onderzoeker geld krijgt om er meer over te weten te komen. Het bestaat formeel immers niet?

Als je in de verslavingszorg werkt weet je wel beter. En kun je je ook niet aan de indruk onttrekken dat het toeneemt. Maar je belandt dan in de persoonlijke opinies, en daar houden we niet van in dit land, als het over psychische stoornissen gaat. Omdat het ook tot de realiteit behoort zal ik er aandacht voor blijven vragen zolang ik in de verslavingszorg werk. Dan maar een zoveelste opinie, doodzwijgen is erger…

Doordat er steeds meer porno wordt gekeken, en de toegang tot dit product steeds makkelijker wordt (jongetjes op de basisschool kijken het tegenwoordig al op hun mobiele telefoon) neemt automatisch ook het aantal mensen dat er door in de problemen komt toe. Misschien zijn porno en seks wel niet zo verslavend, maar als honderdduizenden mensen het kijken is het toch niet verwonderlijk dat een groeiende groep er geen maat in kan houden?

Ik ben niet tegen het product, maar aandacht voor de uitwassen lijkt me niet meer dan logisch. Ik rijd auto en neem soms het vliegtuig, maar mijn ogen sluiten voor de CO2-uitstoot wil ik niet. De kern van het probleem, en dat kun je in ‘Shame’ zo pijnlijk goed zien en voelen, is dat er geen verbinding meer is tussen seks/porno en intimiteit.

Wat voor de meeste mensen seks tot iets bijzonders maakt is de intimiteit, en dat is juist wat de hoofdpersoon in die film (een glansrol van Michael Fassbender) niet lukt. Over de oorzaken laat de regisseur zich wijselijk niet uit, dat hulp geboden is lijdt geen twijfel…

Oorspronkelijk gepubliceerd op Joop.nl. Lees de column en reacties op Joop.nl.

 

‘Ik was een modelpatiënt’

‘Ik was een modelpatiënt’

Bram Bakker foto door Nout Steenkamp

Psychiater Bram Bakker over de zorg. Als rechtgeaard recalcitrant type doet hij nogal eens controversiële uitspraken, die leiden tot heftige kritiek, óók van beroepsgenoten. Dat weerhoudt hem er niet van medici een spiegel voor te houden in zijn nieuwste boek, De dokter als patiënt. Gelukkig is ook zelfspot psychiater Bram Bakker (55) niet vreemd. “Ik ben raar ja, maar niet in psychiatrische zin.”

Oorspronkelijk gepubliceerd in Arts & auto.
Tekst: Marjan Enzlinfoto genomen door: Nout Steenkamp

Vijf minuten te laat komt hij aan het einde van de werkdag een Haags etablissement binnenlopen. Regelrecht vanuit het ministerie van Defensie, waar hij de boekpresentatie van generaal buiten dienst Mart de Kruif bijwoonde. Hip ruitjespak, vermoeid hoofd, drukke bewegingen en een mond die niet stilstaat. Binnen 20 seconden slobbert hij (met een rietje) luidruchtig een glas verse jus d’orange leeg en dan begint hij te vertellen. Psychiater en auteur Bram Bakker is niet iemand aan wie je veel vragen hoeft te stellen om hem iets te laten zeggen. Eentje is genoeg.

Het is de week nadat de partner van de door suïcide om het leven gekomen vriend van Bakker, Joost Zwagerman, in Volkskrant Magazine kritiek op de psychiater uitte vanwege uitspraken die hij na Zwagermans dood deed over diens depressie. Ook toen al vielen die niet goed en nu valt ‘de hele wereld’ opnieuw over hem heen. Die ene vraag dus. Hoe is het met je, gezien de hernieuwde ophef over je uitspraken rond de depressie van Joost Zwagerman?

“Onder het motto ‘stilzitten als je geknipt en geschoren wordt’ heb ik het destijds laten gaan”, zegt Bakker geladen. “Maar dat doe ik deze keer niet. Om te beginnen was ik niet Joost zijn psychiater, maar zijn vriend, en om te vervolgen: ik ben destijds verkeerd geciteerd. Ik vertelde tijdens het interview iets over depressie en over hoe personen die depressief zijn de neiging hebben overal enorm tegenop te zien. De journalist legde in dat verband en tijdens het interview zélf de link met de zwangerschap van Joosts partner en ik heb vervolgens gezegd dat zo’n verandering inderdaad een voorbeeld kan zijn van iets waar iemand die depressief is buitenproportioneel tegenop kan zien. Dat dat dan wordt opgeschreven alsof die zwangerschap volgens mij de oorzaak van zijn zelfmoord was, is de verantwoordelijkheid van de schrijver. Er is maar één echte oorzaak van suïcide, namelijk depressie. Maar die nuance valt weg in zo’n artikel. Dat Maaike daar niet gelukkig mee was, begrijp ik, maar haar interview in Volkskrant Magazine heeft alle symptomen van een wraakpoging en ik vind dat ik dat niet verdien.”

Het is niet voor het eerst dat Bakker om zijn uitspraken of daden in opspraak komt. Hij neemt nooit een blad voor de mond en is inhoudelijk opmerkelijk openhartig. Over zichzelf, over anderen, over het gezondheidszorgsysteem en ook over hoe hij zijn vak en collega’s ziet. Jaren geleden was hij al onderwerp van hoon onder beroepsgenoten omdat hij zijn (mobiele) telefoonnummer aan patiënten en cliënten gaf en daarover niet eens geheimzinnig deed. Psychiaters rolden over elkaar heen, roepende dat Bakker te weinig professionele afstand hield en toen hij óók nog een cliënte in contact bracht met een vriend van hem – hetgeen hem op een waarschuwing van het medisch tuchtcollege kwam te staan – werd dat als bekrachtiging van die stelling gezien en uitgedragen.

‘We laten ons als beroepsgroep veel te veel domineren door protocollen en regels’

“Veel beroepsgenoten hebben een hekel aan me”, zegt Bakker. “Ik doe ook echt wel onhandige dingen. Desondanks zeg ik altijd dat ik mezelf als psychiater tóch het rapportcijfer 7 geef. Geen 8, geen 9 en zeker geen 10. Het probleem is dat ik mijn beroepsgroep als totaal gemiddeld een 3 geef en daarom hebben veel collega’s een hekel aan me.

Toch blijf ik roepen dat we ons als beroepsgroep veel te veel laten domineren door protocollen en regels. En ook dat we totaal zijn doorgeschoten in alle labels die we opplakken. Het contact met cliënten wordt volledig gedomineerd door procedures. Geneeskunde moet ook geneeskunst kunnen zijn. Zeker in ons vak. Je moet als dokter behalve op richtlijnen óók op je gevoel af kunnen gaan. Aanvoelen of je met een patiënt/cliënt linksaf dan wel rechtsaf moet. Dat pakt doorgaans verrassend goed uit en soms ook niet. Zo is het nou eenmaal.

Met een beetje pech kom je als dokter – zeker als psychiater – in zo’n geval bij het medisch tuchtcollege terecht. Dat vinden álle dokters verschrikkelijk. Het overkwam mij zes keer en ik liep twee keer tegen een maatregel aan. Heel naar, maar ik hang ook het idee aan dat dokters die nooit voor het tuchtcollege zijn gedaagd, waarschijnlijk niet de beste dokters zijn. Je moet volgens mij voor je patiënt altijd de rand van je kunnen opzoeken en dan maak je ook weleens brokken. Ik onderschrijf de principes van het medisch tuchtrecht, maar ik heb wel het idee dat het in een aantal opzichten is losgezongen van de werkelijkheid.”

Formeel versus informeel

Dat de medische stand dreigt te verdrinken in het woud van procedures en onder meer daardoor niet langer in staat is de patiënt ook informeel te bejegenen, merkte Bakker aan den lijve toen hij in maart van dit jaar ineens ernstige, neurologische symptomen ontwikkelde en naast zijn huisarts en een kno-arts ook tien verschillende neurologen zag. “Ik wist dat het erg was, maar dat het zó erg was, merkte ik pas toen ik zelf patiënt werd”, vertelt hij. “Ik kwam geen onwil, maar wel enorm veel onvermogen tegen. Afgezien van mijn huisarts en de kno-arts, die zich allebei betrokken opstelden, vroeg bijvoorbeeld niemand me naar mijn beleving.

Mijn ‘collega-dokters’ stelden zich in hun behandeling uiterst formeel op, terwijl het toch heel ingrijpend en beangstigend is als je ineens niet meer over een rechte lijn kunt lopen. Ik was plotseling een patiënt en heb me heel bewust als een modelpatiënt opgesteld. Niet dwars of eigenwijs. Ik liet ze kritiekloos hun onderzoeken doen, maar ik had het heel fijn gevonden als een van die neurologen me had gevraagd hoe het voelt als je van de ene op de andere dag niet meer kunt lopen, niet meer kunt typen en niet meer kunt werken. En het was ook prettig geweest als men gewoon gezegd had dat men geen flauw idee had van de oorzaak van mijn symptomen.

Laten we als medici ophouden met moeilijk doen over wat we niet weten en dat gewoon zeggen in plaats van per definitie (subtiel) te verwijzen naar een oorzaak die tussen de oren ligt. Daardoor voelen mensen met niet-begrepen lichamelijke klachten zich weggezet als psychiatrisch patiënt. Zelfs als er ook een psychische oorzaak is, is dat niet wat helpt.”

‘Ik kwam als patiënt geen onwil, maar wel enorm veel onvermogen tegen’

Raar en afwijkend

Dat Bakkers symptomen geen psychische oorzaak hadden, bleek toen hij na veel omzwervingen en diverse ziekenhuisopnamen bij een doorgespecialiseerde specialist terechtkwam. Die kwam tot de conclusie dat de klachten, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, een neurologische reactie zijn op de felle griep die Bakker doormaakte voordat de eerste verschijnselen zich openbaarden. Oftewel: geen conversieverschijnselen dus.

Bakker: “Ik ben raar en afwijkend ja, maar ik ben – en was nooit – psychiatrisch ziek. Niet dat het een schande is om dat wel te zijn trouwens en het is goed om fysieke klachten ook altijd in hun onderlinge samenhang met de psychodynamiek te zien. Dat gebeurt naar mijn idee te weinig. Medisch specialisten begeven zich veel te weinig buiten de lijnen van hun eigen vakgebied, terwijl elke dokter weet dat de manier waarop de patiënt zijn of haar klachten beleeft, bepaalt hoeveel last die patiënt ervan heeft. In ons doen en laten houden we te weinig rekening met die factor. Depressie is bijvoorbeeld een bekende en veelvoorkomende complicatie van een hartaanval, maar cardiologen vragen maar zelden de symptomen van een depressie uit. En psychiaters doen dat omgekeerd ook te weinig. Jammer, want het zou de patiënt en de schatkist veel opleveren als we niet allemaal steeds opnieuw zouden beginnen binnen ons eigen specialisme. Wat dat betreft moet de gevestigde orde het hebben van de co-assistenten. Die kijken nog over de schotten heen en zijn nog niet bedorven door het systeem.”

‘Medisch specialisten begeven zich veel te weinig buiten de lijnen van hun eigen vakgebied, terwijl elke dokter weet dat de manier waarop de patiënt zijn of haar klachten beleeft, bepaalt hoeveel last die patiënt ervan heeft’

Over schotten gesproken; de staat van de huidige ggz baart Bakker ernstige zorgen en dat is vriendelijker gezegd dan de woorden die hij gebruikt om aan te geven hoezeer hij oploopt tegen de macht van zorgverzekeraars en de rol die de koepel GGZ Nederland “niet!” oppakt in het aanpakken van de problemen. Zoals de wachtlijsten die “onverantwoord lang” zijn. “Je meldt als psychiater iemand aan bij de crisisdienst en hoort dan dat hij nummer 29 op het lijstje is”, zegt hij, zichtbaar gefrustreerd. Onder tafel bewegen zijn benen, ogenschijnlijk ongecontroleerd, mee op de golven van opvlammende en weer afnemende boosheid. “Nee, geen restless legs”, beantwoordt hij de vraag erover. Om er spottend aan toe te voegen: “Gewoon onbehandelde adhd.”

Brij aan procedure

“Ik ben zo klaar met het systeem en de macht van de zorgverzekeraars”, vervolgt Bakker zijn verhaal. “Een paar jaar geleden had ik een dronken dokter tegenover me zitten. Eindelijk had hij de beslissing genomen om zich te laten behandelen tegen zijn verslaving. Het is belangrijk om op zo’n moment door te pakken, maar dat kan niet, want je moet eerst door een brij aan procedures heen, voordat je iemand op kunt nemen. Of de bekende voorbeelden van psychiaters die vruchteloos het hele land afbellen om een bed te regelen voor een suïcidale patiënt. Om over psychotische mensen op straat nog maar te zwijgen.

Een jaar geleden, bij het aantreden van het kabinet, had Paul Blokhuis het al over urgentie met betrekking tot het aanpakken van de wachtlijsten, maar ze zijn nog even lang en er gebeurt ondertussen niks. Ook niet bij GGZ Nederland. Echt schandalig hoe we met de psychiatrische patiënt omgaan in dit land. De ggz, en in het verlengde daarvan de verslavingszorg, is binnen een toch al verrot systeem, het stiefkindje. Het kind waar niemand wérkelijk iets om geeft. Zó ondoordacht, zo slecht ook voor de alsmaar oplopende zorgkosten.

Het lijkt wel of niemand begrijpt dat je een enorme investering doet in de hele samenleving als je bijvoorbeeld een jonge verslaafde helpt de verslaving af te schudden. Op het moment dat de tijd daarvoor rijp is en niet drieënhalve maand en tien toestemmingsformulieren later. Soms moet je de dingen gewoon doen. Maar dat kan dus nauwelijks. Daarom hebben we met een paar mensen onlangs, volledig volgens de spelregels van de zorgverzekeraars, Naast GGZ opgericht. Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Bij Naast GGZ ga ik twee dagen per week mantelzorgers met psychische of psychiatrische problemen behandelen. Want dat is ook zo’n groep die over het hoofd gezien wordt. En hoewel ik de gezondheidszorg achter me wilde laten, kruipt het bloed toch waar het niet gaan kan. Daarom wil ik mijn registratie behouden en naast mijn bezigheden voor onze uitgeverij ook mijn vak uit blijven oefenen.”

‘De ggz, en in het verlengde daarvan de verslavingszorg, is binnen een toch al verrot systeem, het stiefkindje. Het kind waar niemand wérkelijk iets om geeft’

Als hij na het interview buiten staat, laat Bakker nog even zien dat hij al veel heeft gewonnen sinds hij in maart ineens niet meer normaal kon lopen. Voorzichtig loopt hij over een denkbeeldige rechte lijn op de Haagse straat. Nog steeds alsof hij te veel gedronken heeft, maar dat komt doordat het een drukke dag was en de vermoeidheid toeslaat, meldt hij desgevraagd. Bij de auto heeft hij nog een boodschap voor vriend en vijand onder de dames en heren medici. “Het is de hoogste tijd dat we de regie over de gezondheidszorg terugpakken. Ik zeg altijd: tussen negen en vijf doen we gewoon ons werk, maar wat we buiten de officiële werktijd doen, bepaalt of we ook werkelijk goede dokters zijn.”

Oorspronkelijk gepubliceerd in Arts & auto. Lees het artikel daar.

 

We zijn een welvarend land… ‘Zeker 88.500 mensen op wachtlijst voor geestelijke gezondheidszorg.

Lees meer

Ik was vergeten dat mensen niet alleen naar een dokter gaan om genezen te worden, maar ook om begrepen te worden

Lees meer

Mijn vriend Joost Zwagerman

In dit pijnlijke proces heb ook ik fouten gemaakt. Maar ik heb nooit getwijfeld dat Joost zich in mijn uitlatingen had kunnen vinden

In januari jongstleden werd ik geïnterviewd door Nathalie Huigsloot voor het Volkskrant Magazine. Aanleiding was het verschijnen van Gerrit, een boek dat ik schreef over mijn aan ALS overleden jeugdvriend. In een periode van twee jaar verloor ik vijf mannelijke vrienden van mijn eigen leeftijd, en op onze leeftijd, rond de vijftig, hakt dat er best in.

 

Achteraf

Een van die vrienden was Joost Zwagerman, en hij komt ook in het boek voor, met medeweten van de uitgever. Ik was niet de behandelaar van Joost ten tijde van zijn dood, ik beschouwde hem als een goede vriend. En hij mij ook, vermoed ik. De interviewster vroeg mij of ik wist dat zijn vriendin Maaike zwanger was. Ik antwoordde bevestigend, omdat ik wist dat de schrijver Jeroen Brouwers dit al eerder publiek had gemaakt in Vrij Nederland. Ik had dit beter niet kunnen doen, moet ik achteraf vaststellen. En ik had zeker niet moeten speculeren over de rol van depressie bij zijn zelfdoding. Dat was te verwarrend. Uit de reacties bleek dat men vond dat een psychiater dit niet hoort te doen. En die mening deel ik. Maar: ik sprak als vriend en als nabestaande, geenszins als zijn psychiater. Van een beroepsgeheim was in ieder geval geen sprake rond zijn overlijden. Door deze misvatting werd ik aan de publieke schandpaal genageld, onder meer door Youp van ’t Hek in zijn wekelijkse column in NRC Handelsblad.

Op aanraden van diverse vertrouwelingen heb ik toen niet gereageerd. Wel heb ik gekwetste nabestaanden van Joost per e-mail uitgenodigd het er nog eens over te hebben. Zonder ooit enige reactie te krijgen.

“Joost was een groot pleitbezorger van openheid over zelfdoding, al was het maar om daarmee wellicht iemand anders te kunnen redden.”

Bijzaak

Wat schetst mijn verbazing dat de toenmalige vriendin van Joost Zwagerman ruim negen maanden later nog eens naar mij uithaalt onder verwijzing naar mijn beroep, opnieuw in datzelfde magazine. Ze citeert me niet alleen onjuist, ze gaat ook voorbij aan het feit dat ik eerst en vooral een nabestaande van Joost ben. Dat ik van beroep psychiater ben is bij het verlies van een vriend slechts bijzaak, lijkt me.

De moeder van het vierde kind van Joost is ongetwijfeld nog harder getroffen door het verlies van haar partner. Ik voel niet de behoefte om publiek commentaar te leveren op haar verdriet. Maar mij slechts opvoeren als een psychiater die een relatie zou zien tussen haar zwangerschap en zijn ongelukkige dood is onwaar en onvolledig. De keus voor haar zwangerschap maakte hij bij zijn volle verstand. Dat de zoon van Joost en Maaike later via mijn uitlatingen in de media zou moeten vernemen hoe zijn vader is gestorven was absoluut mijn bedoeling niet. En het lijkt me eerlijk gezegd ver gezocht. Dat Maaike en anderen wellicht vinden dat ik het kind schade heb toegebracht spijt mij zeer.

In dit pijnlijke proces heb ook ik fouten gemaakt. Maar ik heb nooit getwijfeld dat Joost zich in mijn uitlatingen had kunnen vinden. Hij was een groot pleitbezorger van openheid over zelfdoding, al was het maar om daarmee wellicht iemand anders te kunnen redden. Die overtuiging deelden we vele jaren, we publiceerden bijvoorbeeld beiden al meer dan tien jaar geleden een boek over dit onderwerp, en ik geloof dat ik in zijn geest handel door niet terughoudend te zijn in publieke uitlatingen over dit beladen onderwerp.

In dit bericht gaat het over zelfdoding. Mocht je daar vragen over hebben of behoefte te hebben om er over te praten, bel 0900-0113 of bezoek 113.nl.

 

Oorspronkelijk gepubliceerd op Joop.nl. Lees de column en reacties op Joop.nl.

 

Er wordt nu een parlementaire commissie samengesteld om te concluderen dat gezondheidszorg en marktwerking niet samengaan

Lees meer
Ik had een klap voor mijn kop nodig

Ik had een klap voor mijn kop nodig

Bram Bakker fotograaf Paul Tolenaar

fotograaf: Paul Tolenaar

 

Een interview in de Trouw over het nieuwe boek van Bram.

De bekendste psychiater van Nederland constateerde bij zichzelf een depressie. Maar die bleek een lichamelijke oorzaak te hebben.

Begin dit jaar werd psychiater Bram Bakker (55) steeds vaker voor dronkenman aangezien als hij broodnuchter z’n hondje uitliet – met een zwalkende tred. Een gang door ziekenhuizen en talloze onderzoeken volgden. Zijn cerebellum, ook wel de kleine hersenen genoemd, was verstoord.

De altijd uitgesproken, fanatiek hardlopende en schrijvende psychiater was een bedlegerige man geworden. Neerslachtig werd hij daarvan. De officiële oorzaak voor de verstoring werd niet gevonden. Over zijn ervaring schreef Bakker het boek ‘De dokter als patiënt’, dat zondag verschijnt.

“Psychiaters denken vaak niet aan de mogelijkheid dat psychische klachten een lichamelijke oorzaak hebben”

 

 

Lees hier het hele artikel in de Trouw

 

Meer informatie over de Dokter als patiënt

Je kan het boek hier bestellen.

Wat Trump me leerde over de media

Blind geloof hechten aan wat er wordt geserveerd als nieuws op radio en tv is even naïef als geloven dat politici slechts geïnteresseerd zijn in een betere wereld.

Om nu te zeggen dat ik fan ben van Donald Trump voert veel te ver, maar voor de inzichten die hij me heeft gegeven in het functioneren van de media ben ik hem dankbaar. Ik ben opgevoed met een heilig ontzag voor de krant en het NOS-journaal, maar denk daar inmiddels heel anders over. Met dank aan de Amerikaanse president dus…

De agenda van de media overlapt weliswaar met nieuwswaardige gebeurtenissen, maar valt er zeker niet mee samen. Sommig nieuws wordt actief gemaakt op televisie, radio of krant, maar evenzeer worden ons nieuwswaardige feiten onthouden. Iedereen weet wie Anne Faber was, maar hoeveel onschuldige slachtoffers van mannen die opgesloten hadden moeten zitten, zijn er wel niet?

Dat er een verband is tussen de afstand tussen een ramp en de media-aandacht die er in ons land aan wordt besteed, weet iedereen. Een aanrijding in pakweg Zwolle krijgt meer aandacht dan een busongeluk met vijftig slachtoffers in Zuidoost Azië…

Ook bij gelijke afstand tellen de feiten verschillend: een dronken jongere die zichzelf na een avond stappen doodrijdt is nieuws, maar dat er ieder weekeinde veel meer jongeren uit het leven stappen vanwege psychische problemen lezen we maar zelden in de krant.

Het is eerst inschatten wat de relevantie van het nieuws is, en dan pas reageren. Ik mag veelvuldig in de media commentaar geven op de burn-out van Dre Hazes jr. en aanverwante rampen, maar als ik vind dat ik zelf iets relevants te melden heb zijn media niet geïnteresseerd. Het idee dat je aandacht kunt bestellen is onjuist, tenzij je Peter R. de Vries heet, of Willem Holleeder. Maanden zat ik ziek thuis, maar het boek dat ik schreef over de bejegening door medici vonden de media niet interessant. De dreigende mentale crisis van een bekende deejay mocht ik tegelijkertijd wel becommentariëren.

Iedere dag verschijnen er tientallen boeken van mensen die de wereld iets willen laten weten. Het is ondenkbaar dat de media aan al deze egodocumenten aandacht kunnen besteden. Tegelijkertijd lees ik regelmatig interessante verhalen die qua media-aandacht toch volledig worden genegeerd. Toegegeven: van mijn eigen boek dacht ik ten onrechte ook dat het nieuwswaardig was.

Dat media geen aandacht voor iemand hebben wordt vaak geduid als een ego-probleem van degene die geen aandacht krijgt voor hetgeen hij of zij zelf graag kwijt wil. Niet altijd ten onrechte, die verdenking op narcistische problematiek. Daarmee zijn we weer terug bij Trump, die de aandacht van media die er wel voor hem is heeft aangeduid met het inmiddels massaal ingeburgerde begrip ‘fake news’. Iedereen begrijpt ondertussen dat het bestaat.

Media hebben een eigen agenda, dat is duidelijk. Blind geloof hechten aan wat er wordt geserveerd als nieuws op radio en tv is even naïef als geloven dat politici slechts geïnteresseerd zijn in een betere wereld. Feiten bestaan echt, denk ik, maar je leest ze nooit als vanzelfsprekend in de krant. Want die moet worden verkocht, en daarvoor gelden heel andere regels.

Lees oorspronkelijke column en reacties op Joop.nl

 

De eeuwige bron

De eeuwige bron

Hieronder lees je een hoofdtuk uit het boek de Dokter als patiënt.

Bram-Bakker-De-dokter-als-patientIn de zomer van 2018, ik was al geruime tijd uitgeschakeld door mijn klachten, las ik dan eindelijk De eeuwige bron van Ayn Rand. Het boek verscheen in 1943 voor het eerst in haar vaderland, de Verenigde Staten, onder de titel The Fountainhead. Ik wist niets van de schrijfster en ook niets van de achtergronden van deze tijdloze roman.

Rand begon eraan te werken in 1935 en meer dan tien uitgevers weigerden het manuscript te publiceren. Uiteindelijk werd het een wereldwijd succes door de beste promotie die er voor een boek bestaat: mond-tot-mondreclame.

Naderhand hoorde ik dat de schrijfster controversieel zou zijn vanwege rechtse politieke sympathieën. Ik heb ze in de roman niet kunnen ontdekken en ik vraag me serieus af of dit boek er een afspiegeling van is. Het beschrijft een tijdsgeest die nog steeds heerst, los van de opinie die je erover kunt hebben.

Al vele jaren geleden kreeg ik het cadeau van mijn toenmalige zwager, een architect. Hij was razend enthousiast over het boek, maar dat bracht ik vooral in verband met het beroep van de held in het verhaal: de architect Howard Roark. En een speciale interesse in architectuur had ik niet. Het boek bleef ongelezen liggen, en zo hield ik mijn eigen misvatting in stand dat het boek over architectuur ging. Ook de schrijfster zelf heeft naderhand meermaals verklaard dat het haar niet om de architectuur te doen was.

Pas toen ik iemand leerde kennen die in haar (professionele) leven de uitstraling heeft van een Howard Roark, heb ik me achteraf gerealiseerd, die mij ook nog eens verklapte dat The Fountainhead haar favoriete boek was, ging ik het lezen.

Ayn Rand heeft met dit boek een verhaal geconstrueerd waarin ze haar filosofie over de mens vormgeeft. En ik denk dat het succes van het boek alles te maken heeft met de levensechte personages, die zich voor grote vragen gesteld zien worden. Het is goed geschreven (en vertaald), maar de inhoud maakt het tot een tijdloos meesterwerk, niet de schrijfstijl.

De architect Howard Roark gedraagt zich misschien als een hork, maar als lezer houd je direct van hem. Hij staat voor wat hij doet, en daar brengt niemand hem vanaf. Wie zou er nu niet zo willen zijn?

Zijn tegenpool is ook architect, en deze Peter Keating gedraagt zich precies zoals de meeste succesvolle mensen ook nu nog: hij werkt aan een beeld van zichzelf dat hem populair maakt in de kringen van machthebbers. En omdat die meestal ook geld hebben wordt Keating rijk. Hij beheerst de vorm, maar op een originele gedachte valt hij niet te betrappen. Het is fijn voor ons lezers dat hij er uiteindelijk ook niet gelukkig van wordt.

Waarschijnlijk maakt dit het boek ook zo tijdloos: de architectuur, en in mindere mate New York City, zijn enkel een decor voor een cultuur die ook in 2018 nog steeds de ‘moderne’ wereld regeert. En misschien nog wel veel meer dan bijna een eeuw geleden. Roark wil scheppen, koste wat het kost. De rest van de wereld wil dat hij zich voegt naar de heersende spelregels. Dat gebeurt onder regie van een onaangenaam karakter, de publicist Ellsworth Toohey, die als een soort Machiavelli achter de schermen aan de touwtjes trekt. Een vierde hoofdpersoon, de mediamagnaat Gail Wynand, beweegt zich tussen beide polen, Roark en Keating. In de hoop dat je het boek zelf gaat lezen verklap ik hier verder niets.

De eeuwige bron is op dit moment in mijn leven, als herstellend patiënt en op zoek naar mijn identiteit als dokter, zonder twijfel het boek dat me het meest aan het denken heeft gezet. En heeft geraakt. Dat ik het zeer tegen mijn gewoonte in ga herlezen staat nu al vast. Artsen oefenen hun vak uit alsof ze Peter Keating zijn. Maar wie wil nu niet een Howard Roark worden? Ik wel!

Is het een pessimistisch boek? Ik denk van niet. Confronterend is het zeker, maar gelukkig is er ook de liefde, en die geeft hoop. De liefde geeft ons lezers altijd zicht op een mogelijk happy end. Omdat wij mensen het daar uiteindelijk toch altijd van moeten hebben.

Het is vast geen toeval dat ik dit boek uiteindelijk las in een periode waarin ik op zoek was naar een nieuwe koers in mijn leven, als dokter, als patiënt, maar vooral ook als mens. Als een soort Peter Keating was ik in 54 jaar een heel eind gekomen, maar door mijn ziekte werd ik geconfronteerd met de beperkingen van mijn beroep, en ook van mijn leven. Een hedendaagse dokter is vaak niet meer dan een al dan niet geslaagde variatie op de figuur van Peter Keating. We repliceren onze idolen door ons de teksten van hun leerboeken eigen te maken, en we volgen slaafs de protocollen die door een comité van wijze mannen en vrouwen voor ons zijn bedacht. Denk daar nog eens over na als je leest dat Howard Roark altijd samenwerking met andere architecten weigerde, omdat de kwaliteit van zijn eigen schepping daar niet bij zou zijn gebaat. Het poldermodel als hoogste ideaal?

Als ik moet terughalen waarom ik ooit psychiater ben geworden, dan komt het erop neer dat ik mensen in zwaar weer wil proberen te helpen met het construeren van hun persoonlijke verhaal. In de hoop dat een kloppend verhaal helpend is in de rest van hun leven. Een goede therapeut stelt zichzelf daarbij dienend op – en dat is wat me nog steeds het meest trekt in de psychiatrie. Een persoonlijke mening mag je hebben, maar deze inbrengen zonder dat het een functie heeft in het proces van de patiënt beschouw ik als een doodzonde. Psychotherapie is een creatief, scheppend proces, net als het ontwerpen van een gebouw. Wat dat betreft had dit boek ook de psychiatrische wereld als achtergrond kunnen hebben.

Het blind volgen van richtlijnen en protocollen is mijlenver verwijderd van een individueel scheppingsproces. Maar ook als psychiater ben ik liever Howard Roark dan Peter Keating, en voor dat inzicht ben ik Ayn Rand en haar boek dankbaar. Eigenlijk zouden alle artsen er goed aan doen dit boek eens te lezen. En op zich in te laten werken…

Meer informatie over de Dokter als patiënt

Je kan het boek hier bestellen.

Op 16 november is een boekbespreking van De Eeuwige Bron van Ayn Rand in de Nieuwe Boekhandel in Amsterdam. Lees hier meer over de boekbespreking.

 

‘In het Westen zijn we overgevoelig en bang geworden, elke vorm van tegenslag leidt tot schade of trauma. We zijn zo ver verwijderd geraakt van het idee dat tegenslag je ook sterker kan maken’

Lees meer

Als je iemand die depressief is echt een stomp in haar gezicht wilt geven moet je zeggen: ‘Maar je hebt zo veel om voor te leven’

Lees meer
Moeder van glas

Moeder van glas

Aan liefde geen gebrek in dit boek, maar ook wordt pijnlijk duidelijk dat een bipolaire stoornis er niet van geneest

bram bakker moeder van glas

Laat ik gelijk maar bekennen dat ik haar heb gekend, Emma Schlikker-Carstens, de moeder van Roos Schlikker. En misschien dat het boek dat haar dochter Roos me gaf daarom nog wel meer raakt. Het verscheen een jaar na Emma’s onfortuinlijke dood.

Raken doet het verhaal sowieso, het zou vreemd zijn als dat niet zo was. Omdat het nauwkeurig beschrijft wat een gruwelijke aandoening de bipolaire stoornis is, omdat het de liefde tussen een moeder en haar dochter tastbaar maakt, en een rouwproces zelden zo treffend is omschreven. Roos laat ons voelen hoe moeilijk het leven voor iemand met een bipolaire stoornis moet zijn, zeker als die pas laat wordt ontdekt en steeds erger wordt. ‘Rapid cycling’ trof Emma in de herfst van haar leven, de emoties schoten alle kanten uit, meerdere keren per dag. En de medicijnen die ze daar braaf tegen slikte hielpen niet. Ze viel om onbekende redenen van een trap, en dit werd uiteindelijk haar dood, maar veel mensen die zo ziek zijn kiezen zelf voor de dood. Ze stappen uit het leven of vragen om euthanasie.

De bipolaire stoornis, vroeger vooral bekend als manische depressiviteit, is een vreselijke ziekte. Naar schatting 150.000 mensen lijden eraan, en vaak wordt het niet herkend, of niet goed behandeld. Of in het geheel niet behandeld. Een klassiek antidepressivum kan een vreselijke manie (ontremming) uitlokken, met niet zelden ernstige gevolgen.

Het is een kwaal met een relatief hoog erfelijkheidsgehalte. Emma hoopte lang niet op haar moeder te lijken, die het ook had. Met haar vader Rien en dochter Roos vormde ze een bijzonder trio, dat in doen en laten sterk werd gekleurd door de ziekte van de moeder.

Aan liefde geen gebrek in dit boek, maar ook wordt pijnlijk duidelijk dat een bipolaire stoornis er niet van geneest. Goed dat het er is, die liefde, maar het biedt weinig garanties tegen de vaak gruwelijke stemmingswisselingen. Alleen daarom al zou iedereen met enige interesse in psychische stoornissen dit boek moeten lezen.

De manier waarop de professionele behandeling moeder en dochter in de kou laat staan stemt ook niet vrolijk. Goed dat het nog eens wordt benoemd, maar helaas wisten we dit al.

Het meest getroffen was ik door het verdriet van Roos: iedereen die deze Emma heeft gekend kan haar missen, maar wat een dochter doormaakt die haar moeder ineens verliest werd zelden treffender beschreven. Roos Schlikker wilde geen hagiografie over haar moeder schrijven, en dat is het ook zeker niet geworden. Door de ziekte was deze moeder soms ronduit onuitstaanbaar voor de mensen in haar omgeving.

Maar na het lezen nog een hekel hebben aan deze bipolaire Emma gaat niemand lukken. Dat komt door wie ze was, maar zeker ook door de indrukwekkende omschrijving die haar dochter van haar geeft. Overal in het boek staan de handgeschreven briefjes van Emma, die slechts bijdragen aan het gevoel dat hier sprake was van ernstig psychiatrisch lijden. De liefde doet daar helaas niets aan af.

Bestel het boek bij Bol.com

bram bakker moeder van glas

Je kan het boek hier bestellen

 

 

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!