Ook nog een depressie

Ook nog een depressie

Depressie is een eng label. Maar mij helpt het. Begrip voor mijn eigen situatie werkt helend.

Al meer dan drie maanden zit ik ziek thuis. Ik heb cerebellaire ataxie, waarschijnlijk door de griep. En dan ineens valt het muntje: ik voldoe ook nog aan de criteria van een depressieve stoornis. Volgens de classificatie van DSM-5.

Mijn vriendin schrikt als ik het haar vertel, maar ze heeft ook iets van ‘eindelijk’.

Iedere dokter leert dat het risico op een psychische aandoening sterk toeneemt bij lichamelijke ziekte. Omgekeerd trouwens ook. Lichaam en geest zijn tenslotte één. Ik denk dat het in de dagelijkse praktijk vaak over het hoofd wordt gezien. Ik had het zelf eerst niet eens door. Terwijl ik er voor heb doorgeleerd.

Met aanleg heeft het in mijn geval weinig van doen. Na 54 jaar heel druk te zijn geweest is maanden gedwongen niets doen een hele opgave. En mijn psychische gesteldheid is slechts één van de gevolgen…

Inzicht is meer waard

Ik denk dat ik niet aan de medicatie hoef. Alleen al van de mogelijke bijwerkingen word ik angstig. Inzicht is meer waard en in mijn geval al een hele opluchting. Aanmelding bij de GGZ heeft ook weinig zin: aan het einde van de wachtlijst ben ik hopelijk al lang beter. En psychotherapie om vast te stellen dat mijn karakter niet helpt zie ik ook niet zitten.

Ik prijs me gelukkig met een ervaringsdeskundige vriend. Een gepensioneerde coach, die ergens op het platteland woont. Hij werd ooit met elektroshocks van een zware depressie bevrijd en weet dus wel wat een stemmingsstoornis is. Regelmatig reis ik naar hem toe. Hij kent me en stelt tenminste serieuze vragen. Nadenken en tijd helpen me. Een behandelaar in officiële zin ontbreekt, maar ik moet mezelf ook lichamelijk al weer lopen leren.

“Ik word gedwongen tot nadenken over mijn vroegere leven. Dat ik zo druk was beschouw ik nu als onvoorstelbaar.

Depressie is een eng label. Maar mij helpt het. Begrip voor mijn eigen situatie werkt helend. Wel zie ik ineens veel scherper de last die ik al die tijd heb gevormd voor de mensen in mijn directe omgeving. Dat ik de diagnose nu pas stel heeft ook te maken met mijn vooruitgang. Op de bodem van de put weet je niet precies waar je bent.

Louterende werking

De ‘stoornis’ werkt ook louterend. Zoals het overgeven bij een voedselvergiftiging hoort, zo herken ik slecht slapen en een gebrekkige eetlust als logische onderdelen van mijn situatie. En ik word gedwongen tot nadenken over mijn vroegere leven. Dat ik zo druk was beschouw ik nu als onvoorstelbaar.

Ik wil nooit meer meemaken wat me is overkomen en het eigen aandeel zal ik tot in lengte der dagen nemen. De depressie is op termijn een aandenken: zo ver was ik heen en nooit wil ik daar naar terug. Een ‘blessing in disguise’ noemen ze dat toch?

Foto: cc-foto: Darwin Bell

 

 

Het probleem van psychische klachten: diagnose onbekend

Het probleem van psychische klachten: diagnose onbekend

Er zijn steeds meer mensen waarbij er niet één-op-één een oorzaak is aan te wijzen voor de klachten. Burn-out is tegenwoordig een groot probleem in onze samenleving, maar de tijd dat we het enkel koppelden aan hard werken ligt gelukkig achter ons.

Je kunt oorsuizen met een chique medisch woord tinnitus noemen, maar de arts die het woord tinnitus hanteert bedoelt er precies hetzelfde mee als de leek die het heeft over oorsuizen. Oorsuizen of tinnitus is een symptoom, dat soms heel heftig is, maar ook niet meer dan dat. Een dokter wil graag weten wat de oorzaak is van dat symptoom, dus wat het oorsuizen veroorzaakt. Een diagnose is de oorzaak achter een bepaald symptoom, de ziekte die het veroorzaakt.

Zo kan longkanker (een diagnose) het symptoom aanhoudend hoesten verklaren.

Soms is de oorzaak van een symptoom onbekend: voor de ontdekking van het HIV-virus sprak men over AIDS, daarna over een virale infectie die de symptomen veroorzaakte.

“Een duidelijke oorzaak vindt men niet voor de meeste psychische klachten.

Burn-out klachten

Er zijn steeds meer mensen waarbij er niet één-op-één een oorzaak is aan te wijzen voor de klachten. Burn-out is tegenwoordig een groot probleem in onze samenleving, maar de tijd dat we het enkel koppelden aan hard werken ligt gelukkig achter ons. Strikt genomen is het hele begrip ‘werkstress’ onzin, omdat ons lichaam geen onderscheid kan maken tussen ‘werkstress’ en ‘privéstress’. Sterker nog: bij de honderden mensen die ik zag met klachten van een burn-out trof ik nog nooit iemand die buiten het werk alles perfect op orde had. En gelukkig maar, omdat in dat geval verandering van werk tot genezing zou moeten lijden en zo simpel is het helaas nooit…

De meeste aandoeningen zijn met een lelijk woord ‘multicausaal’ bepaald. En een goede hulpverlener helpt je met het vinden van de factoren die het verschil maken.

Psychische problemen zijn vaak complex

Het is geen gewaagde stelling om alle psychische problemen complex te noemen. Zonder een bepaalde aanleg doen de omstandigheden er niet toe, net als bij heel veel aanleg. In sommige families is bijna iedereen manisch-depressief. Paradoxaal genoeg kun je dan bijna niets anders doen dan pogen de omstandigheden zo min mogelijk van invloed te laten zijn. Dat is precies de gedachte achter de ‘rust, reinheid en regelmaat’, die zo vaak wordt geadviseerd aan mensen met (ernstige) psychische problemen.

Het medische model draait om het vinden van de juiste diagnose, waarbij er in principe altijd maar één oorzaak is, en er weinig tot niets zit tussen ‘ziek’ en ‘gezond’. Een objectieve oorzaak legitimeert de ziekte, het ontbreken daarvan plaatst ons voor problemen. Een duidelijke oorzaak vindt men niet voor de meeste psychische klachten. Of het medische model wel het meest geschikte is vraagt men zich niet af, terwijl de oplopende wachtlijsten daar bijvoorbeeld wel een argument voor zijn.

De GGZ lost haar problemen nooit op zonder kritisch na te denken over haar model. Psychische klachten zijn ingewikkelder dan een gebroken been of een ontstoken blindedarm. Wees eerlijk als je er eens goed over nadenkt: ze lijken er niet eens op…

 

Foto: cc-foto: Rodrigo Diaz

Lees column en reacties op Joop.nl

 

 

Bewijs het maar eens

Bewijs het maar eens

Veel mensen met psychische klachten belanden uiteindelijk in het alternatieve circuit. 

In de moderne geneeskunde draait alles om de diagnose. En als die gesteld is dan volgen vooral gemiddelden. Als het goed is wordt je diagnose evidence-based behandeld, gemiddeld dus. Ooit was dit vooruitgang en mocht je blij zijn als een gemiddelde behandeling gegarandeerd was. Minder dan gemiddeld was toen niet abnormaal…

Anno 2018 weet je zeker dat een gemiddelde behandeling voorbij gaat aan specifieke kenmerken: cultuur, opvoeding, arm of rijk, alleenstaand of getrouwd, etcetera. Iedereen begrijpt dat dit er toe doet, behalve de moderne arts (of begrijpt die het stiekem ook wel?). De meeste dokters houden er in hun professionele handelen geen rekening mee zolang het niet evidence-based is (ofwel: wetenschappelijk bewezen relevant)

Magistrale misvatting

‘Niet wetenschappelijk bewezen’ wordt in ons land vaak opgevat als niet-werkzaam. En dat is een magistrale misvatting: de overgrote meerderheid van alle handelingen in de moderne geneeskunde is in het geheel niet evidence-based, en dat vormt (gelukkig) geen enkel bezwaar.

Sterker nog: wat is de waarde van evidence-based precies als je kijkt naar de financiering van het onderzoek? En dat gebeurt steeds vaker, denk bijvoorbeeld ook aan de voedingsindustrie. In de psychiatrie is in verhouding veel pillen-onderzoek gepleegd, met geld van een geneesmiddelenfabrikant.

Wat is de praktische betekenis van een middel dat bij de behandeling van een depressie statistisch significant beter scoort dan een placebo? Als de depressie voornamelijk het gevolg is van bijvoorbeeld relatieproblemen vrij weinig ben ik bang: de prognose heeft veel te maken met de vraag of de relatieperikelen zijn opgelost. En pillen die zorgen voor een stabiele relatie zijn er helaas nog niet. Wel een gat in de markt trouwens, de ‘relatiepil…

Zo kan een depressie ook het gevolg zijn van langdurig het verkeerde werk. Maar leuk werk door een pil te slikken? Dat vinden we te simpel, toch?

Soms zijn medicijnen wèl levensreddend

Bij sommige mensen met depressie zijn medicijnen wèl levensreddend, gelukkig. Waarom? Als ik eerlijk ben heb ik er weinig idee van. Daarom is de psychiatrie ook zo’n interessant vak. En gezien de enorme aantallen mensen met psychische klachten is het nog uiterst relevant ook…

Veel mensen met psychische klachten belanden uiteindelijk in het alternatieve circuit. Omdat de klachten aanhielden ondanks reguliere behandelingen, of omdat men sowieso geen geloof hechtte aan medicatie of cognitieve gedragstherapie.

Waarom alternatieve behandelingen soms wel werken is (nog) niet duidelijk, want (meestal) niet onderzocht. We weten dat de aspecifieke factoren helpen: vertrouwen in de behandelaar, in verhouding veel tijd en aandacht voor de klacht, etcetera…

Veel wordt door wetenschappers weggezet onder de noemer van het zogenaamde placebo-effect: het helpt wel, maar het is onopgehelderd waarom precies.

Placebo-effect

Geheel ten onrechte worden placebo-medicijnen vaak gezien als ‘neppillen’, terwijl ze vaak aanleiding zijn tot echte verbetering. Een witte doktersjas vergroot bijvoorbeeld het placebo-effect en de gewone dokter profiteert daar dankbaar van. Niks mis mee toch, zolang de patiënt er baat bij heeft?

Als je moet kiezen tussen roze en blauwe pillen kun je het beste de roze nemen. Die hebben een groter placebo-effect…

 

Foto: cc-foto zie Bruce Evans.

 

De dokter als patiënt (deel 2)

Als psychiater werk ik in een algemeen ziekenhuis en mede daarom verbeeld ik me echt wel iets van onze gezondheidszorg af te weten. Tot ik van de andere kant in het systeem beland, als patiënt…

Sinds ongeveer vijf dagen kan ik niet normaal lopen, en dat is eigenlijk mijn enige klacht. Ik wankel als een dronkenman, maar zonder een drup gedronken te hebben. De dokters die me onderzoeken zijn allemaal ongerust. Een spoed-MRI wordt noodzakelijk geacht, maar in het ziekenhuis waar ik preventief ben opgenomen moet ik er drie dagen op wachten. De dokter daar begrijpt wel dat ik op vrijdagavond van de CVA-afdeling vertrek, omdat wachten geen duidelijkheid oplevert, en ik tot maandag anders alleen maar moet liggen.

Normaal

Op zaterdagochtend app ik de baas van Prescan, omdat ik die toevallig ken. Het is op aanraden van mijn compagnon, die ondertussen zelf probeert mij op zaterdag nog ergens ingeroosterd te krijgen. Binnen drie kwartier krijg ik reactie. Aan het einde van de ochtend kan ik geholpen worden in Rheine in Duitsland, net over de grens bij Hengelo. Ik laat me rijden door mijn oudste zoon. We worden als echte klanten ontvangen, en vertrekken twee uur later, gerustgesteld door de radioloog. Hoe het slechte lopen komt is nog steeds onduidelijk, maar de MRI (met contrast) is normaal en ik ben opgelucht.

Het onderzoek komt me op een hoop commentaar te staan, vanwege de reputatie van Prescan. Ten onrechte, want ik heb een indicatie, betaal zelf (het kost achteraf 600 euro) en bespaar de Nederlandse burger geld door niet onnodig af te wachten in een duur ziekenhuisbed. En iedere andere particuliere instelling die mij die zaterdag een MRI had bezorgd was ook prima geweest. Van omkoping of onterechte reclame is geen sprake. Wel heb ik eigen netwerk aangewend en ben ik een uiterst tevreden consument.

Excuus

Op maandag weet ik nog steeds niet wat ik wel heb. De raad van bestuur van het ziekenhuis waar ik lag maakt telefonisch excuus voor de ongelukkige gang van zaken. Ik regel in mijn eigen netwerk een ervaren KNO-arts, die me uitgebreid onderzoekt. Wat hij ook probeert, duizelig krijgt hij me niet. Maar hij deelt met mij zijn zorg dat ik verontrustend vreemd loop. In mijn oren is ook niets vreemds te zien, dus we komen overeen dat het niet om een KNO-aandoening gaat, en dat retour neuroloog de verstandigste optie is. Maar die heb ik niet meer… Hij (de KNO-arts) overlegt met een ervaren neuroloog, die vrijgevestigd is. Deze raadt zichzelf echter af, omdat hij beperkt is in zijn mogelijkheden om vervolgonderzoek aan te vragen. Een algemeen ziekenhuis, al dan niet academisch, lijkt de beste optie.

Na tien dagen belabberd lopen bel ik een (vrouwelijke) neuroloog in het ziekenhuis waar ik zelf werk, MC Slotervaart. Ik krijg een afspraak op woensdag, eerder lukt echt niet. Een herhaling van zetten volgt: ze is ongerust en wil vervolgonderzoek. Nog diezelfde middag doet ze op de dagbehandeling een zogenaamde lumbaalpunctie, om mijn hersenvocht te onderzoeken op kanker of enge bacteriële infecties. Een paar uur later kan ze me geruststellen: dat is het vrij zeker ook niet, blijkt uit de eerste uitslagen.

Wat dan wel?

Er staan allerlei virussen uit, zowel in bloed als lumbaalvocht. De uitslag kan wel een week duren. Behandeling is er vooralsnog niet, ik loop hooguit slechter.

Wordt vervolgd….

Lees de column (en reacties) op Joop.

Lees hier het eerste deel van De dokter als patiënt

De dokter als patiënt

Als psychiater werk ik in een algemeen ziekenhuis en mede daarom verbeeld ik me echt wel iets van onze gezondheidszorg af te weten. Tot ik van de andere kant in het systeem beland, als patiënt

Het begon met mijn vriendin, die ietwat ongerust opmerkte dat ik vreemd liep, tijdens het uitlaten van het hondje. De dag daarna vroegen mijn kinderen of er iets met me mis was, omdat ik zo onhandig bewoog. Het was ook mijzelf niet ontgaan, maat ik had geprobeerd mezelf gerust te stellen: je bent een topfitte hardloper, het zullen wel naweeën zijn van de griep. Ik voelde me verder ook geheel gezond. Maar de zorgen van mijn dierbaren verontrusten me, dus belde ik maar wel voor een afspraak bij de huisarts. Ik kon direct de volgende ochtend, donderdag, vroeg komen, zei de assistente die mijn verhaal had aangehoord. En als het dezelfde dag nog moest kon dat ook worden geregeld, zei ze er nog achteraan.

Een huisarts in opleiding onderzocht me, de volgende ochtend. Hij schrok duidelijk van mijn dramatische prestaties bij het lopen over een denkbeeldige lijn. Mijn vaste huisarts, zeer ervaren, en hij kent me goed, kwam meekijken. Hij keek zorgelijk. “Het lijkt iets met je cerebellum”, zei hij. Leek ook mij niet onlogisch, want daar worden beweging, balans en evenwicht gecoördineerd. Eerst maar even wat bloedprikken en vanmiddag bellen, spraken we af.

Braaf

Rond halftwee had ik de huisarts aan de telefoon. Hij had overlegd met de neuroloog van een dichtbijgelegen ziekenhuis en het advies was om me daar zo snel mogelijk te melden op de Spoedeisende Hulp. Ik schrok, maar luisterde braaf. Ik maakte me los van een afspraak op mijn werk, en meldde me om twee uur. Ik werd inderdaad verwacht. Na 2,5 uur wachten kwam er een verpleegkundige die excuus maakte en nog meer bloedonderzoek aanvroeg.

Rond zes uur, dus vier uur na mijn spoedmelding, kwam er een vriendelijke arts-assistent, die me onderzocht, maar die er duidelijk ook niets van kon maken. Zij vroeg een CT-scan aan, waar uiteindelijk niets afwijkends op te zien was. Rond halfacht ’s avonds kwam ze terug met een ‘echte’ neuroloog, die bij wat geavanceerde testjes wel wat afwijkingen vond, met name een verschil tussen mijn linker en rechter lichaamshelft. Het woord CVA viel, best eng. Ik moest opgenomen worden op de ‘stroke unit’ en alvast behandeld worden alsof ik een herseninfarct had, uit voorzorg. Vierentwintig uur aan de monitor en drie soorten pillen. “En morgen een spoed MRI, want op een CT zien we onvoldoende.”

Rond tien uur, dus acht uur na binnenkomst van het ziekenhuis, was ik op de afdeling. Tussen twee oudere heren belandde ik, waarvan overduidelijk was dat ze net een beroerte hadden gehad.

Ongerust

De volgende ochtend, vrijdag, nieuwe dokters, die het beleid bevestigden, maar nog niet konden zeggen wanneer de MRI zou plaats vinden. Hoewel ik me nog steeds niet ziek voelde nam de ongerustheid toe. Einde van de middag komen we terug, zei de tweede neuroloog die ik zag. ‘En u bent natuurlijk ook nog een collega’, voegde ze er vriendelijk aan toe.

De hele dag vroeg ik passerende verpleegkundigen of ze al iets wisten over de planning. Zonder uitzondering lieve dames. Maar ook een beetje ongemakkelijk dat ze me een antwoord schuldig moeten blijven.

Om halfzes vrijdagavond kwam een zaalarts melden dat de MRI niet voor maandag ging lukken. Ze zag mijn verbaasde blik, en zei toen: ‘Ik kan het niet helpen, de mensen die de MRI-planning doen zijn om vijf uur al naar huis gegaan. En wij willen zelf ook graag weten of het geen multiple sclerose is’.

Ze begreep wel dat ik niet langer op de afdeling wilde blijven wachten. Ik kreeg recepten mee voor de bloedverdunners en de cholesterolremmer, passend bij de behandeling van een CVA. ‘Omdat u dan poliklinisch bent kan de MRI niet op maandag, u krijgt dinsdag een brief thuis wanneer het dan wel wordt’, waren haar laatste woorden.

In een kleine zesendertig uur was slechts mijn ongerustheid gevoed.

Lees de column (en reacties) op Joop.

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!