Bram werd geïnterviewd door het FD. Een uitgebreid gesprek.  Hieronder het volledige interview. 

Lees het interview op fb.nl. 


Aan diagnoses stellen doet oud-psychiater Bram Bakker niet meer. Het woord ‘trauma’ mijdt hij bij voorkeur. Liever spreekt hij van ‘oud zeer’, ook de titel van zijn nieuwe boek, waarin hij onder meer ingaat op zijn eigen pijn van vroeger. ‘Ik dacht: als ik op tv ben, doe ik ertoe. Dat is natuurlijk een totale misvatting.’

Interview door: Sanne Kloosterboer

Bram Bakker (59) gold lange tijd als het enfant terrible van de psychiatrie, de dwarsligger die altijd iets aan te merken had op zijn vak, bij voorkeur ook op tv. Intussen heeft hij zijn psychiaterstitel eraan gegeven. Vanuit een vrijere rol houdt hij zich nu bezig met geestelijk welzijn. Bakker: ‘Ik heb lang tegen het GGZ-systeem aan geschopt en dat had al zijn doeltreffendheid wel verloren. Op een gegeven moment krijg je het swiebertje-effect: daar heb je hem weer. Toen ik stopte met werken als psychiater, kreeg ik meer ruimte om na te denken over waar het nou om gáát in mijn vak. In mijn vorige boek, Gevoelsarm, beschreef ik waar ik tegenaan liep binnen de kaders van het psychiater zijn. In mijn nieuwe boek, Oud zeer, probeer ik te beschrijven hoe het dan wel moet in mijn ogen, wat dan wel kan werken.’

De wereld is gek

De Nederlandse GGZ is volgens Bakker ingericht als een systeem waarin de oorzaak van iemands klachten er niet toe doet. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat dat niet klopte’, stelt Bakker. ‘Psychiater Jan Foudraine, mijn grote idool, zei altijd: niet de mens is gek, maar de wereld waarin hij leeft. Foudraine ging daar heel ver in. Hij zei: iemand die psychotisch is, valt te begrijpen. De psychose hoefde in zijn ogen geen stoornis te zijn, maar was eerder het gevolg van iets wat er gebeurd was. Dat is een zienswijze die veel meer kijkt naar onderliggende oorzaken, die wil begrijpen waarom iemand depressief, angstig, verslaafd of verward is. Maar daar is de zorg niet op ingericht. Dat past niet in het systeem.’
Het systeem vinkt, in Bakkers woorden, symptomen af, geeft medicatie en cognitieve gedragstherapie, en dat is het dan. ‘Maar zo werkt het niet, want de onderliggende mechanismen blijven bestaan en die blijven getriggerd worden. Als je die niet kent, niet herkent en niet leert daarmee te werken, ben je gedoemd opnieuw angstig, depressief, verslaafd enzovoort te raken. En dat zie je terug in de statistieken van de GGZ. De bulk van de mensen die daar komen, bestaat uit draaideurklanten.’

Cv Bram Bakker

  • 1963 Geboren in Zwolle
  • 1991 Afgestudeerd in Geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, daarna specialisatie tot psychiater aan de toenmalige Valeriuskliniek in Amsterdam (nu GGZ InGeest).
  • 2000 Gepromoveerd aan de Vrije Universiteit op een onderzoek naar de behandeling van paniekstoornis met pillen of praten.
  • Als psychiater werkte Bram Bakker op verschillende plekken. Hij schreef diverse boeken, waaronder: ‘Te gek om los te lopen’ (2003), ‘Gevoelsarm’ (2021) en ‘Oud zeer’ (2022). Daarnaast maakt hij podcasts met de titel ‘De Balanskliniek’.
  • Bram Bakker is vrijgezel en heeft drie kinderen: Fimme (1994), Milan (2002) en Luna (2005).

Gevoelsarm klimaat

Dat kijken naar de oorzaak begint volgens hem al bij de diagnose: ‘We zouden elkaar beter kunnen begrijpen wanneer we niet zouden zeggen dat iedereen die ergens last van heeft een stoornis heeft. We zouden ook kunnen denken: o, die is vastgelopen in zijn verhaal, of: het is hem of haar allemaal even te veel geworden.’

Ook met het woord ‘trauma’ is hij terughoudend: ‘Ik heb er moeite mee als mensen overal het woord “trauma” op plakken. Het is eenzijdig: bij trauma’s gaat het vooral om dingen die mensen zijn overkomen, om de dingen die helaas wel gebeurd zijn: klappen en allerlei vormen van misbruik. Maar vaak genoeg komen mensen in de problemen door de dingen die er vroeger níét waren, dingen die noodzakelijk zijn om een beetje goed op te kunnen groeien. Warmte, betrokkenheid, aandacht. Wat mensen zijn misgelopen, veroorzaakt vaak grotere schade. En dat is wat mij betreft oud zeer. Veel mensen zijn opgegroeid in een gevoelsarm klimaat.’

Als er wel trauma’s zijn, hebben mensen vaak het meest last van de context waarin die zijn opgelopen, meer nog dan van het trauma zelf – een context van oud zeer. Bakker: ‘Het meisje in mijn boek dat verkracht werd en thuiskwam met een vieze jurk, had er ten slotte meer last van dat haar moeder geen oog had voor haar verhaal en boos was over die vieze jurk. En veteranen die verknipt uit een oorlog komen, zijn vaak jongens die al met schade vertrokken. Want als je vroeger weinig warmte, liefde en aandacht hebt gehad, is de kans dat je in het leger gaat a priori al groter. Wanneer daar dan traumatische ervaringen bovenop komen, krijg je een dodelijke cocktail. We weten bijvoorbeeld dat mensen die bij het vreemdelingenlegioen gingen, bijna altijd vreselijke levensgeschiedenissen hadden. Die zochten dan instinctief structuur, discipline én avontuur, want spanning is een goede pijnstiller. De thrillseekers zijn vaak mensen die iets te verdoven hebben.’

Kleine mannetjes

In Oud zeer noemt hij een gelukkige jeugd als achtste vinkje. En er zijn volgens Bakker best veel mensen met een gelukkige jeugd. ‘Die lopen gewoon niet zo in het oog. Dat zijn mensen die ergens in een dorp geboren worden, trouwen met iemand uit de omgeving en gewoon hun leven leiden. Dat zijn niet de mensen die romans over hun jeugd schrijven, theatervoorstellingen maken of anderszins een publiek bestaan zoeken. Als jij niet gezien bent als kind, krijg je snel de reflex “kijk mij nou”, wat we nu het best als het syndroom van Matthijs van Nieuwkerk kunnen omschrijven. Dan zoek je overcompensatie in aandacht en bewondering. Dat is dan je brandstof. Ik heb daar zelf ook last van gehad, als gevolg van oud zeer: als ik op tv ben, doe ik ertoe. Wat natuurlijk een totale misvatting is.’

Want het helpt niet, weet Bakker uit ervaring: ‘Bekende mensen willen almaar meer, meer, meer. Daarin zie ik een sterke link met verslavingen. Aandacht en geld zijn de meest voor de hand liggende middelen om te compenseren dat je vroeger gepest en niet gezien bent. Ik noem als voorbeeld vaak kleine mannetjes die staatsleider worden. Als Poetin 1 meter 80 was geweest, hadden we nu misschien die oorlog niet. Berlusconi, Sarkozy: het zijn mannen die zich over iets heen moeten vechten. Er zijn ook veel kleine acteurs: Dustin Hoffman, Al Pacino, Tom Cruise, allemaal met een hoog kijk-mij-nougehalte.’

Onderzoek laat zien dat rijke, beroemde mensen vaker hun leven beëindigen dan mensen die niet rijk en beroemd zijn, vertelt Bakker. ‘Die mensen zijn in een valkuil getrapt: als ik rijk en beroemd ben, komt alles goed. En dan zijn ze het, en voelen ze zich nog steeds ellendig. Lees de levensgeschiedenis van Kurt Cobain, van Amy Winehouse: het is niet raar dat ze zich van het leven beroofden.’

Bij verslavingen – dus ook de verslaving aan geld en bekendheid – zou het ‘waarom’ wat Bakker betreft de meeste aandacht moeten krijgen. ‘In de verslavingszorg zijn de resultaten erkend slecht’, zegt hij. ‘Ook daar wordt op symptoomniveau behandeld. Dus je krijgt de boodschap: als je niet tegen drank kunt, moet je nooit meer drinken. Dat is prima, dat begrijpt iedereen, maar de onderliggende vraag, “waarom drink je”, “waarom is het nooit genoeg”, krijgt te weinig aandacht. Daaronder, en ook onder eetstoornissen, want die lijken op verslavingen, zit namelijk een verwrongen poging controle te krijgen over iets wat pijn doet, om die pijn te verdoven. Als je niets aan die pijn doet, blijf je terugvallen.’
Terwijl je volgens Bakker wel degelijk iets aan die pijn kunt doen. ‘Daar ben ik heel optimistisch over. Maar het punt is: wij voelen niet met ons hoofd. “Ik voel me slecht” gaat over je lichaam. Dat zie je al aan de taal: “de schrik slaat me om het hart”, “het loopt me dun door de broek”, “ik voel het aan mijn water”, “wat heb je op je lever”: we praten, als het over gevoel gaat, al honderden jaren over het lichaam. In de GGZ is er, met alle medicatie, een extreme focus op het hoofd ontstaan, wat je natuurlijk in de hele maatschappij terugziet. We weten hoe we ons moeten gedragen, maar dat is helemaal ontkoppeld van hoe we ons voelen.’

De meeste mensen – hijzelf incluis – hebben hun hoofd en hun lichaam een beetje ontkoppeld, stelt hij vast. ‘Terwijl ze aan het praten zijn, gebeurt hier van alles, maar dat zijn ze zich niet bewust, want ze zijn aan het praten, niet aan het voelen. Maar wat er in je hoofd gebeurt, heeft hier,’ – hij wijst op zijn buik – ‘in je lichaam, een basis. Als je basis, door hoe je leven is verlopen, krakkemikkig is, moet je dat aandacht geven.’

“Ouders kiezen elkaar niet zelden uit omdat ze oud zeer bij elkaar herkennen.’

Geen diagnoses meer

Dat doet hij tegenwoordig in wat hij ‘oudzeersessies’ noemt, meestal eenmalige gesprekken met mensen. En die gesprekken voert hij niet als psychiater, want zijn registratie als psychiater heeft hij eind 2021 ‘gewoon laten verlopen’, vertelt hij. ‘Je moet in vijf jaar voldoende opleidingspunten halen om psychiater te blijven. Een jaar eerder had ik bedacht: ik ga die punten niet meer halen.’ Heeft de controverse die hem lijkt aan te kleven – door zijn voortdurende kritiek op het GGZ-systeem en vanwege twee medische tuchtzaken – daar nog een rol in gespeeld? Bakker: ‘Die controverse speelde vooral in de media. In de praktijk kon ik overal werken en functioneerde ik gewoon prima als psychiater.’

Het opgeven van zijn titel noemt hij ‘een bevrijding’. Diagnoses stelt hij helemaal niet meer, ook niet stiekem, in zijn hoofd. Ook dat vindt hij bevrijdend. In zijn boek durft hij de stelling aan dat psychische stoornissen weleens geworteld zouden kunnen zijn in oud zeer, en aangejaagd worden door aanleg. Een stoornis als ADHD bijvoorbeeld. Over zichzelf schrijft hij: ‘Mijn hoofd beweegt doorlopend bij pijnlijke gedachten en herinneringen vandaan. Elke kick, hoe kortdurend ook, helpt deze nare denkbeelden te vermijden.’ Zo bezien is ADHD een copingstijl, een manier om om te gaan met stress en problemen: de ADHD’er verlegt voortdurend zijn aandacht om weg te blijven van zijn pijn.

Maar in zijn praktijk zal zo’n term niet snel meer vallen, want ‘ik heb een weerzin ontwikkeld tegen kretologie’. In zijn oudzeersessies gaat het hem om iets anders. Ter illustratie vertelt hij: ‘Ik had pas geleden een vrouw op gesprek, getrouwd, ze hield veel van haar man, haar man hield van haar, maar ze hadden al 25 jaar geen seks gehad, want ze voelde zich niet veilig in haar lichaam. Ik zei: vraag hem eerst eens je rug te masseren. Begon ze te huilen: dat durfde ze niet. Heeft zo’n vrouw een diagnose nodig, of een aanmoediging om het lichamelijke eens rustig te verkennen? Om het kalmerende van huid-op-huidcontact te ervaren?’

In de oudzeersessies hanteert Bakker de ‘kookboekbenadering’, zoals hij het noemt. ‘Ik kijk met mensen naar de dingen die ze zouden kunnen ondernemen om hun genezingsproces te ondersteunen of op gang te helpen. Tegen de een zeg ik: ga eens een familieopstelling doen, tegen de ander: ga eens naar een haptonoom, en tegen de volgende: je moet naar een ouderwetse psychotherapeut, want je hebt nooit leren praten. Al die smaken komen voorbij, er zit geen wetenschap achter, het is pure intuïtie.’
In zijn boek gaat Bakker ook uitvoerig in op zijn eigen oude zeer. Bakkers moeder was thuis de grote aanwezige. Ze was in zijn beleving kil en de kleine Bram kreeg bij kleine overtredingen klappen. Maar niet altijd, en dat maakte het onvoorspelbaar. Zijn vader was minder aanwezig. ‘Ouders kiezen elkaar niet zelden uit omdat ze oud zeer bij elkaar herkennen’, zegt hij. ‘De gedaante die dat aanneemt is dan bij de ene ouder acting out, terwijl de ander zich juist terugtrekt. Dat is niet seksegebonden. Dat zie je ook bij mensen met een oorlogsverleden: de een leeft zich uit met drank en drugs en criminaliteit en de ander trekt zich helemaal terug. Mijn vader komt uit een familie die vreselijk heeft geleden onder de oorlog, maar dat is niet bespreekbaar. Dus hoe mijn vader in het gezin was, staat niet los van hoe zijn vader is geweest.’

Erkenning

Tegelijkertijd waren de verwachtingen hoog. Bakker: ‘Ik ben nu Ischa Meijer aan het herlezen, een bundel met de veelzeggende titel. Een jongetje dat alles goed zou maken. Zo heb ik me ook altijd gevoeld. Mijn beide ouders hebben niet gestudeerd, mijn vader kon niet en mijn moeder mocht niet, dus ik wist al heel jong dat ik moest studeren. Mijn ouders wilden dat hun kinderen wel geven. Maar het was natuurlijk veel dringender dan “willen geven”, het was het heilige moeten.’

Zijn ouders ziet hij niet meer. Ze hebben het contact met hem verbroken na zijn ontboezemingen over hen. Hij is niet meer boos om vroeger, maar vergeving is lastiger. Bakker: ‘Dat is heel simpel: voor vergeving is erkenning nodig van wat er gebeurd is. Als slachtoffer kun je een deel van het werk zelf doen, namelijk het achter je laten van je boosheid en je frustraties. Dat deel heb ik volgens mij echt kunnen doen. Maar om de relatie met mijn ouders te laten doorontwikkelen, is het nodig dat ze erkennen wat er gebeurd is. Mijn moeder was enorm onder de indruk van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika, maar het lukt haar zelf niet om het gesprek aan te gaan met iemand die zich – terecht of onterecht – slachtoffer voelt van haar gedrag.’

Nooit genoeg

‘Ik ga vaak naar de moeder van Joost Zwagerman’, vertelt hij. ‘Die is even oud als mijn moeder en Joost was even oud als ik. De gesprekken die ik met mijn moeder niet kan hebben, kan ik met de moeder van Joost wel hebben. Zij kan mijn woorden makkelijk relativeren, want ik ben niet haar zoon, dus tussen ons zit die gevoeligheid er niet. Zij kan mij goed uitleggen dat het er in de jaren zestig zo aan toe ging. Mijn moeder kreeg op haar 22ste haar eerste kind. De gedachte dat ik op mijn 22ste voor kinderen had moeten zorgen, grijpt me bij de strot. Mijn moeder is een heel intelligente vrouw. Ze had willen studeren en werken. In die zin is er in haar leven een schot geplaatst. Daar zat ze in een nieuwbouwhuis in Zwolle en daar ging de horizon. Ik vind dat verdrietig.’

Zoals zoveel mensen heeft ook Bakker lang het gevoel gehad dat het nooit genoeg was wat hij deed. ‘Dat is zoiets ongeneeslijks. Dan ging ik op zondagmiddag langs bij een meneer met een psychose omdat zijn partner mijn hulp inriep. En dan kon ik niet tegen mezelf zeggen: doe even normaal, het is zondagmiddag, ga lekker in het bos wandelen. Dat heb ik natuurlijk ook vanuit het gereformeerde geloof meegekregen: je moet woekeren met je talenten. Maar daar ben ik wel enorm in vastgelopen. Het is ongelofelijk belangrijk om vrede te hebben met wie je bent en wat je kunt. Dit jaar word ik zestig en de weg naar vrede met mezelf is nog niet voltooid.’

Lees het volledige artikel op de site van het fd hier.

 

 

Blijf-Beter!Welkomsgeschenk

Meld je vandaag nog aan voor Bram's maandelijkse nieuwsbrief en ontvang zijn boek Blijf Beter! (in pdf).

Mis 'm niet!